Beperken van de nadelige gevolgen

Beperken nadelige gevolgen van het plan

Flora en Fauna

In de Quickscan omtrent Natuur wet- en regelgeving (Possen, 2020) is voor wat betreft de Wet natuurbescherming, onderdeel Gebiedsbescherming, onderbouwd dat het voornemen niet leidt tot negatieve effecten op voor enig Natura 2000-gebied geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen. Ondanks deze conclusie, is de eerste stap is om voorafgaand aan de uitvoering het voorkomen van de Drijvende waterweegbree gebiedsdekkend in beeld te brengen. Blijkt de Drijvende waterweegbree nog aanwezig, dienen aanvullende maatregelen ten aanzien van deze soort getroffen te worden. Dit om de soort zo goed mogelijk op weg te helpen.

Ten aanzien van vleermuizen, kleine marterachtigen, jaarrond beschermde nesten en de Bosbeekjuffer is het noodzakelijk aanvullend veldwerk uit te voeren (vleermuizen, jaarrond beschermde nesten) dan wel aanvullende maatregelen te treffen (kleine marterachtigen, Bosbeekjuffer). Wat betreft veldwerk gaat het eerst om een visuele inspectie van de te kappen bomen. Blijken deze potentieel geschikt voor vleermuizen of bevatten deze jaarrond beschermde nesten, is het raadzaam om deze bomen in het ontwerp te behouden. Blijkt dat onmogelijk, is ten aanzien van vleermuizen onderzoek conform het vleermuisprotocol aan de orde en -afhankelijk van de uitkomsten- mogelijk ook compenserende maatregelen. In geval van jaarrond beschermde nesten zijn compenserende maatregelen aan de orde, blijken ze toch te moeten verdwijnen.

Omdat kap van bomen het gevolg is van de hermeandering van de Groote Beerze, maar voorzien wordt in aanplant van bomen als onderdeel van de voorgenomen activiteit, staat vast dat het areaal bos in het plangebied toe neemt.

Allesomvattend is het wél noodzakelijk om de maatregelen uit de Quickscan (Possen, 2020) te formaliseren in een ecologisch werkprotocol, dat voorafgaand aan het werk gedeeld wordt met het in te zetten personeel en te allen tijde op het werk aanwezig is. Zo wordt invulling gegeven aan de wettelijke bepalingen uit de Wet natuurbescherming en worden onnodige fouten zoveel mogelijk voorkomen.

Beperken nadelige gevolgen van de uitvoering

In deze paragraaf worden de maatregelen beschreven ter voorkoming, ongedaan maken of beperken van mogelijke tijdelijke nadelige gevolgen van de uitvoering.

Waterschap De Dommel, gemeente Oirschot en Brabants Landschap streven ernaar de nadelige gevolgen door de uitvoering van het werk tot een minimum te beperken. In eerste plaats ziet het toestemmingsstelsel met uitvoeringsvoorwaarden in vergunningen en ontheffingen daarop toe. Desondanks is het onontkoombaar dat er gedurende de uitvoeringsperiode sprake zal zijn van hinder. De volgende soorten hinder kunnen optreden tijdens de uitvoering:

Wateroverlast en watertekorten

Het waterschap stelt als uitvoeringsvoorwaarde aan het werk dat de lokale waterhuishouding te allen tijde goed blijft functioneren.

Geluidsoverlast

Voor de geluidproductie gelden er bindende voorschriften tijdens de uitvoering. Echter, deze voorschriften behoeden mens en dier maar ten dele voor geluidhinder. Het waterschap ziet er daarom bij de contractvorming op toe dat de aannemers bij de routing van het noodzakelijke grondtransport, rekening houden met de locatie van woningen, vogelrustgebieden en recreatiezones in het gebied.

Verkeersoverlast en beperking bereikbaarheid

De uitvoering van dit werk zal - zonder beperkende maatregelen - een tijdelijke toename van het aantal lokale verkeersbewegingen tot gevolg hebben. Door het dwingend voorschrijven van transportroutes zal het waterschap verkeershinder beperken. Speciale aandacht daarbij verdient het aspect verkeersveiligheid voor het langzaam verkeer.

Stofhinder

Bij grondverzetprojecten is er in droge periodes een aanzienlijke kans op stofhinder. Grond die van de banden op rijplaten terecht komt, droogt op en kan vervolgens gaan stuiven. Dit hinderaspect is eenvoudig beheersbaar door transportroutes voldoende (nat en) schoon te houden. Het waterschap ziet er daarom bij de contractvorming op toe dat de aannemer de nodige maatregelen zal treffen.

Schade aan ondergrond

De bereikbaarheid van de grondwerkzaamheden geeft een risico op verdichten van de ondergrond. Het voorkomen van economische en ecologische schade aan gronden door het juist kiezen van transportroutes, werkzones, het treffen van de juiste voorzorgmaatregelen (bijv. rijplaten) en gebruik van het geschikt materieel is voor het waterschap een aandachtspunt bij de gunning van de uitvoering. Zo vraagt het dempen van greppels voor klein materieel gezien de beperkte manoeuvreerruimte in de bosgebieden. Na uitvoering van de maatregelen dient de omliggende ondergrond weer in oorspronkelijke staat te worden teruggebracht.

Schade aan de woningen/bebouwing

Het waterschap ziet er bij de contractvorming op toe dat de aannemers bij de uitvoering van het noodzakelijke werk, zoals het plaatsen van de damwand, rekening houdt met de wijze van uitvoering. Dit ter voorkoming van schade aan bebouwing door trillingen.

Effecten in het gebied

Zorgplicht Flora en Fauna

De bescherming van de natuur is in Nederland onderverdeeld in gebiedsbescherming en soortbescherming. Soort- en gebiedsbescherming worden geborgd via de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming verdeelt beschermde soorten in twee groepen:

  1. Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;

  2. Andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.

De uitvoering van de maatregelen zorgt voor verstoring van flora en fauna in het gebied. Om deze verstoring zoveel mogelijk te beperken zijn in de Quickscan (Possen, 2019) randvoorwaarden en adviezen voor de uitvoering opgenomen.

Effecten beoordeling gebiedsbescherming

Voorgaande heeft laten zien dat het voornemen niet leidt tot negatieve effecten op voor enig Natura 2000-gebied geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen. Niettegenstaande deze conclusie, is het goed om in de uitvoering, blijkt de Drijvende waterweegbree nog aanwezig, aanvullende maatregelen te treffen ten aanzien van deze soort. Dit om de soort zo goed mogelijk op weg te helpen.

Effecten beoordeling soortenbescherming

Samenvattend op basis van de Quickscan (Possen, 2020) geldt dat een ontheffing op het gebied van bescherming van soorten niet aan de orde is, waarbij voor enkele soortgroepen maatregelen in acht genomen moeten worden tijdens de uitvoering en ten aanzien van vleermuizen en jaarrond beschermde nesten aanvullend veldwerk aan de orde is.

Tabel 6 Resumé effectbeoordeling. (Possen, 2020)

Soortgroep

Hier relevante soort(groepen)

Functie leefgebied

Overtreding verbodsbepaling

Vaatplanten

Drijvende waterweegbree

Kernleefgebied

Mogelijk artikel 3.5, maatregelen noodzakelijk

(zie hoofdstuk 4)

Zoogdieren

Kleine marterachtigen,

vleermuizen

(Mogelijk) geschikt als leefgebied

Niet uitgesloten (vleermuizen). Vervolgonderzoek noodzakelijk.

Nee, met maatregelen (kleine marterachtigen)

Amfibieën en reptielen

Algemeen voorkomende soorten

Leefgebied

Nee, met maatregelen vanwege zorgplicht

Broedvogels

Jaarrond beschermde nesten

Broedterritorium

Niet uitgesloten. Vervolgonderzoek noodzakelijk.

Ongewervelden

Bosbeekjuffer

Kernleefgebied

Nee, met maatregelen

Niettemin is het verplicht om -ondanks eerder genoemde vrijheden- ook vanuit soortenbescherming voldoende rekening te houden met de soort. Bijvoorbeeld door maatregelen te treffen die terugkeer van de soort in het plangebied vergemakkelijken. Zo blijkt dat augustus de optimale periode is om de werkzaamheden te beginnen en vanaf dat moment zo continue mogelijk door te zetten. Op dat moment is de kans op verstoring van broedende vogels significant afgenomen, terwijl ongewervelden en amfibieën en reptielen nog actief zijn en dus kans hebben om de werkzaamheden te ontwijken. Tegelijkertijd blijft zo voldoende werktijd over vóór het “hoogwaterseizoen”. Het is van belang dat de in de Quickscan (Possen, 2020) omschreven, soort-specifieke maatregelen, integraal onderdeel worden van de uitvoering in het veld (bijvoorbeeld wegvangen van macrofauna, in één richting werken en dergelijke).

Uiteraard dient een en ander te worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol en wordt de uitvoering in het veld overzien door een ter zake kundig ecoloog. Anders gezegd: er wordt gewerkt onder ecologische begeleiding. Overigens is dit de manier waarop Waterschap De Dommel standaard werkt in geval van beekherstelprojecten.

Zorgplicht (Wet natuurbescherming)

De zorgplicht die onderdeel is van de Wet natuurbescherming vraagt nadrukkelijk om óók rekening te houden met soorten die geen juridische bescherming genieten of ten aanzien waarvan een vrijstelling geldt. Uit de Quickscan (Possen, 2020) blijkt dat de reeds geformuleerde maatregelen voldoende zijn om invulling te geven aan de zorgplicht. Aanvullende maatregelen zijn niet nodig.

Hergebruik grond

De grond die vrijkomt tijdens de uitvoering van de voorgestelde maatregelen wordt waar mogelijk hergebruikt binnen het gebied. Ook wordt de mogelijkheid bekeken om grond die vrijkomt in het naastgelegen gebied “De Utrecht” toe te passen mits de kwaliteitscriteria dit toelaten. Zowel bij het hergebruik als bij de aan- en afvoer van grond van buitenaf en afvoer vanuit het projectgebied ziet het waterschap erop toe dat de aannemer zich houdt aan de geldende wet- en regelgeving.

Archeologie

Om te weten welke archeologische waarden in het gebied aanwezig zijn of kunnen zijn, is door Bureau RAAP een bureauonderzoek uitgevoerd en een archeologische verwachtings- en advieskaart opgesteld.

In het archeologisch vooronderzoek zijn verwachtingszones voor nog onbekende vindplaatsen opgesteld. Deze verwachtingszones zijn gebaseerd op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Oirschot. Voor het plangebied zijn deze gegevens verder verfijnd en aangevuld.

Het grootste deel van het gebied ligt in een onbekende verwachting ‘natte archeologie’ en in mindere mate in een verhoogde verwachting voor (historische) beekovergangen en rituele deposities. Voor uitvoering van de maatregelen betekent dit dat er intensieve archeologische begeleiding nodig is. Op de locaties maatregelen de hoge verwachting doorkruist dient aanvullend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Voor de uitvoering van de maatregelen wordt een Programma van Eisen opgesteld t.b.v. begeleiding van de werkzaamheden.

Figuur 33 Kruisingen Groote Beerze met waterleiding

Kabels en leidingen

De geplande grondwerkzaamheden vinden overwegend plaats buiten de nabijheid van de kabels en leidingen, zie bijlage A3. Op een viertal locaties moet rekening gehouden worden met kabels en leidingen.

De eerste locatie kruist een waterleiding in de buurt van een te verwijderen dam, zie Figuur 33. De tweede locatie is ter plaatse van een beregeningsleiding van de aangrenzende agrariër. Deze leiding wordt aangepast zoals weergegeven in Figuur 34. De derde locatie is ten noorden van de Schepersweg. Door de aanleg van de nieuwe meander, wordt een datakabel en laagspanningskabel gekruist en dienen aangepast te worden, zie Figuur 35. Locatie vier betreft een reeds vervallen data- en laagspanningskabel die richting de voormalige stuw loopt, parallel aan de huidige loop van de Groote Beerze, zie Figuur 36. In de nieuwe situatie zullen de nieuwe meanders, de vervallen kabels en leidingen elkaar kruisen en dienen te worden verwijderd.

Figuur 34 Kruisingen huidige waterleiding met tracé Groote Beerze
Figuur 35 Kruising van nieuw tracé Groote Beerze met kabels en leidingen ter hoogte van de Schepersweg
Figuur 36 Kabels en leidingen langs huidige ligging Groote Beerze en kruisen de nieuwe meanders.

Explosievenonderzoek

Het zuidelijk deel van het projectgebied is aangemerkt als “verdacht gebied geschutmunitie” in het Explosieven onderzoek (bijlage A9). Rondom de brug t.h.v. de Broekeindsedijk zijn diverse meldingen bekend die kunnen duiden op de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven.