Wetten, regels en beleid

Het Projectplan “Herinrichting beekdal Groote Beerze, traject Broekeindsedijk - Aardbossen” dient te voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving en dient te passen binnen de beleidskaders op alle niveaus. In voorliggend Deel II is het Projectplan dan ook getoetst aan de relevante wet- en regelgeving. Daarbij is steeds de relatie van het Projectplan met de relevante wet- en regelgeving aangegeven. Naast de wet- en regelgeving dient het Projectplan te passen binnen het vastgestelde waterbeleid op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

Waterwet

De Waterwet heeft drie doelstellingen:

  1. Het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste (waterkwantiteit);

  2. Het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit);

  3. Het vervullen van overige maatschappelijke functies van het watersysteem.

Het Projectplan levert een bijdrage aan de eerste doelstelling van de Waterwet. De maatregelen uit dit Projectplan dragen bij aan het klimaatrobuust inrichten van de Groote Beerze en haar beekdal. Tevens wordt er met name door de beekdalbrede benadering ook een bijdrage geleverd aan het tweede doel uit de Waterwet. Namelijk het verbeteren van de ecologische kwaliteit en het halen van de doelen uit de kaderrichtlijn Water en het provinciaal waterbeleid. Maatschappelijk gezien wordt met dit project bijgedragen aan het in stand houden c.q. het verbeteren van het wandelroutenetwerk en wordt er aandacht besteed aan de landschappelijke inrichting (doelstelling 3).

De drie doelstellingen uit de Waterwet zijn vertaald in nationaal, regionaal en lokaal water- en omgevingsbeleid. Deze beleidskaders komen in de volgende paragrafen aan de orde en vormen de uitgangspunten voor de manier waarop het waterschap met dit Projectplan bijdraagt aan de waterdoelstellingen, inclusief het omgevingsbeleid.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Sinds 1 oktober 2010 is de wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingevoerd. Omdat dit Projectplan gecoördineerd in procedure wordt gebracht (zie deel III), zijn de maatregelen die zijn opgenomen in dit Projectplan vrijgesteld van een aanlegvergunning (WABO). Alle vergunningen en meldingen die worden ingediend ten bate van dit project zijn weergegeven in de paragraaf benodigde vergunningen en meldingen.

Wet Milieubeheer

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om een milieueffectrapportage te doorlopen ten behoeve van een plan dat kaderstellend is voor, of een besluit neemt over projecten met grote milieugevolgen. Belangrijk daarbij zijn de gevolgen van een activiteit voor het fysieke milieu, gezien vanuit het belang van de bescherming daarvan. In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd wanneer voor welke activiteiten een verplichting geldt tot het maken van een MER (onderdeel C) en is aangegeven in welke situaties voor welke activiteiten een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt (onderdeel D).

Aan de hand van een m.e.r. beoordeling wordt vastgesteld of er een aanleiding is om voor het project Groote Beerze een m.e.r.-procedure te doorlopen. De te verwachten effecten op het milieu als gevolg van het voorgenomen plan zijn binnen deze beoordeling in beeld gebracht.

Toetsing aan de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.)

Zoals onderbouwd in de m.e.r. beoordeling, zijn op dit project meerdere categorieën uit de D-lijst van het Besluit m.e.r. van toepassing, namelijk:

  • Categorie D3.2 (werken ter beperking van overstromingen)

  • Categorie D9 (landinrichtingsproject)

  • Categorie D15.3 (stuwdam)

Conclusie

Op basis van de verrichte onderzoeken, de gemaakte keuzes tijdens het voorbereidings- en ontwerpproces en te nemen mitigerende maatregelen tijdens de aanlegfase concludeert deze m.e.r.- beoordeling dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden en dat het uitvoeren van een milieueffectrapportage geen meerwaarde heeft met inachtneming van de criteria van Bijlage III van de m.e.r.-richtlijn.

Wet Bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) bevat de voorwaarden die verbonden worden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. De wet heeft alleen betrekking op landbodems. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. Met betrekking tot bodembescherming bestaat de wet uit een regeling waarin de (zorg)plicht voor veroorzakers is opgenomen.

Historisch Vooronderzoek

In de afgelopen jaren zijn diverse waterbodemonderzoeken (bijlage A8) uitgevoerd in het projectgebied. Samenvattend kunnen de volgende algemene kenmerken van de kwaliteit van de waterbodem van de Groote Beerze worden gesteld. Nikkel en zink komen regionaal diffuus verontreinigd voor (maximaal klasse B). Oorzaak is de oxidatie van pyriet (FeS2) in de ondergrond, waarbij naast ijzer ook nikkel en zink mobiel worden. Deze metalen komen verhoogd voor in grondwater, oppervlaktewater en waterbodem. Ook in andere beeksystemen komen deze verhogingen voor (Reusel, Kleine Beerze). (Giesen, 2018)

Volgens de verkregen informatie uit bodemloket zijn in de nabijheid van het projectgebied in totaal acht bodemonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken vormen geen aanleiding om noemenswaardige verontreinigingen ter plaatse van het plangebied te verwachten. (Giesen, 2018). Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden wordt een waterbodemonderzoek uitgevoerd.

Tijdens de uitgevoerde locatie-inspectie zijn, behalve de aanwezigheid van twee puinpaden buiten het plangebied van traject 3, géén bodembedreigende activiteiten waargenomen. (Giesen, 2018). Het historisch vooronderzoek is bijgevoegd als bijlage A8.

Wet natuurbescherming

In algemene zin geldt dat de in de Quickscan omtrent de Natuurwet- en regelgeving (Possen, 2020) getoetste voorgenomen activiteit op grond van de bepalingen opgenomen in de Wet natuurbescherming is vrijgesteld van vergunning- dan wel ontheffingplicht. Dit omdat het voornemen is opgenomen als maatregelen in het Natura 2000-beheerplan voor “Kempenland-West” en daarmee onder meer heeft te gelden als instandhoudingsmaatregel. Dit geldt niet alleen voor het onderdeel Gebiedsbescherming, maar ook voor de onderdelen Soortenbescherming en Houtopstanden. Daarmee hoeft voor de voorgenomen activiteit dan ook geen vergunning te worden aangevraagd. (Possen, 2020)

In hoofdstuk 4 van de Natuurtoets (Possen, 2020) is voor wat betreft de Wet natuurbescherming, onderdeel Gebiedsbescherming, onderbouwd dat het voornemen niet leidt tot negatieve effecten op voor enig Natura 2000-gebied geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen. Niettegenstaande deze conclusie, is de eerste stap om voorafgaand aan de uitvoering het voorkomen van de Drijvende waterweegbree gebiedsdekkend in beeld te brengen Blijkt de Drijvende waterweegbree nog aanwezig, dienen aanvullende maatregelen ten aanzien van deze soort getroffen te worden. Dit om de soort zo goed mogelijk op weg te helpen. (Possen, 2020)

Verder blijkt dat het noodzakelijk is om ten aanzien van vleermuizen, kleine marterachtigen, jaarrond beschermde nesten en de Bosbeekjuffer aanvullend veldwerk uit te voeren (vleermuizen, jaarrond beschermde nesten) dan wel aanvullende maatregelen te treffen (kleine marterachtigen, Bosbeekjuffer). Wat betreft veldwerk gaat het vooreerst om een visuele inspectie van de te kappen bomen. Blijken deze potentieel geschikt voor vleermuizen of bevatten deze jaarrond beschermde nesten, is het raadzaam om deze bomen in het ontwerp te behouden. Blijkt dat onmogelijk, is ten aanzien van vleermuizen onderzoek conform het vleermuisprotocol aan de orde en -afhankelijk van de uitkomsten- mogelijk ook compenserende maatregelen. In geval van jaarrond beschermde nesten zijn compenserende maatregelen aan de orde, blijken ze toch te moeten verdwijnen. (Possen, 2020)

Ondanks het voorgaande is het wél noodzakelijk om de bovenstaande maatregelen te formaliseren in een ecologisch werkprotocol, dat voorafgaand aan het werk gedeeld wordt met het in te zetten personeel en te allen tijde op het werk aanwezig is. Zo wordt invulling gegeven aan de wettelijke bepalingen uit de Wet natuurbescherming en worden onnodige fouten zoveel mogelijk voorkomen. (Possen, 2020)

Erfgoedwet en omgevingswet

Samen met de nieuwe Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. De regelgeving over het behoud en beheer van cultureel erfgoed is sinds 2016 ondergebracht in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet vervangt 6 wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. De planning is nu dat de omgevingswet in 2022 van kracht gaat. Samen met de Erfgoedwet zal cultureel erfgoed met de Omgevingswet zo goed mogelijk beschermd worden. De omgevingswet bundelt wetten en regelingen over onder meer ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. De Omgevingswet definieert cultureel erfgoed als: monumenten, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen.

Archeologie

Op grond van de huidige Erfgoedwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor de omgang met archeologische waarden binnen het eigen gemeentelijk grondgebied. Voor het Projectplan “Herinrichting beekdal Groote Beerze, traject Broekeindsedijk - Aardbossen” dient de gemeente Oirschot vast te stellen of voldoende rekening is gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

Maatwerk is voor archeologisch onderzoek van groot belang. Volgens de gestelde regelgeving in de Monumentenwet stelt het waterschap een Programma van Eisen op voor de geplande graafwerkzaamheden, met als doel zoveel mogelijk archeologische waarden in situ te behouden. Het archeologisch vooronderzoek (bureauonderzoek) is als bijlage A7 bijgevoegd.

Aardkundige waarden

Het plangebied maakt onderdeel uit van het door de provincie van Noord-Brabant aangewezen aardkundig waardevol gebied van de Kleine en Groote Beerze, Westelbeersche Broek en Kuikseindse Heide, zie Figuur 38. De aardkundige waarden in het gebied zijn geïnventariseerd en in beeld gebracht door RAAP, zie bijlage A12. De adviezen die hieruit volgen zijn hieronder in dit definitieve projectplan opgenomen.

De aardkundige kwaliteiten binnen dit gebied zijn de afgesneden beekmeanders, de beekdalglooiingen, de Midden-Brabantse dekzandrug, het doorbraakdal van de beek door de Midden-Brabantse dekzandrug bij Westelbeers, het stuifzand reliëf en de historische beemdenverkavelingspatroon in het beekdal, zie Figuur 37 . Deze aardkundige waarden hebben op grond van hun wetenschappelijke waarde, zeldzaamheid, educatieve waarde, gaafheid representativiteit en onvervangbaarheid de status gekregen van aardkundig waardevol gebied.

Figuur 37 Reliëf in beekdal Groote Beerze

Voor het behoud van de aardkundige waarden zijn door de provincie beschermingsregels opgesteld. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat na de tweede wereldoorlog heeft het beekdal van de Groote Beerze grote veranderingen ondergaan waardoor aardkundige waarden zijn aangetast.

Door het samenvoegen van beemden, is de typische beemdenverkaveling plaatslijk verloren gegaan. Daarnaast zijn oude hooilanden in het derde kwart van de twintigste eeuw omgezet tot populierenbos en is er een diep uitgegraven rabattensysteem aangelegd die de afwatering richting de Beerze verzorgde.

Tot slot zijn de natuurlijke reliëfvormen van de Groote Beerze aangetast door het rechttrekken en kanaliseren van de beek in de jaren ‘70 van de vorige eeuw. De beek heeft hierdoor het karakter gekregen van een brede afvoersloot. De geplande werkzaamheden binnen traject 3 bestaan uit het laten hermeanderen van de beek, de aanleg van twee poelen en maaiveldverlagingen. Op basis van de overwegingen gepresenteerd in het adviesdocument (zie bijlage A12 in het D-PPWW) kunnen de volgende adviezen worden gegeven:

  • Door het laten hermeanderen van de beek waarbij grotendeels gebruik wordt gemaakt van een historische situatie wordt het natuurlijke proces van meanderen erosie en sedimentatie weer opgang gebracht. Hierdoor wordt deze aardkundige waarde versterkt. Het advies is dan ook om deze maatregel uit te voeren.

  • Door de aanleg van poelen worden niet alleen ecologische doeleinden bereikt, maar wordt er tevens aangesloten bij de natuurlijke situatie in beekdal waar meerdere natte plekken/vennetjes aanwezig waren. Wel kan het natuurlijke karakter van de poelen versterkt worden door de randen hiervan meer ‘grillig’ te laten verlopen en de oeverzone geleidelijk op te laten lopen. In het algemeen is het advies om deze maatregel uit te voeren.

  • Door het uitvoeren van maaiveldverlagingen wordt aangesloten op de natuurlijk situatie van de beek die bij hoog water buiten haar bedding kan treden. Wel kan het natuurlijke karakter van de inundatiezone kan versterkt worden door de randen hiervan meer ‘grillig’ te laten verlopen en de oeverzone geleidelijk op te laten lopen. Het advies is om deze maatregel uit te voeren.

Figuur 38 Aardkundige waardenkaart