Beperken van de nadelige gevolgen

In deze paragraaf is een beschrijving gegeven van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van nadelige gevolgen die als gevolg van de uit te voeren werkzaamheden wordt verwacht. In de vorige twee paragrafen zijn de effecten van het projectplan op het oppervlaktewater- en grondwatersysteem in de omgeving/landbouw toegelicht. In deze paragraaf is een beschrijving gegeven van de te treffen maatregelen, gericht op het ongedaan maken (compenseren) of beperken (mitigeren) van nadelige hydrologische gevolgen voor de omgeving/landbouw.

Beperken nadelige gevolgen van het plan

Tijdens het vanaf 2018 lopende gebiedsproces voor de Groote Beerze heeft het waterschap samen met de gebiedspartners op diverse momenten contact gehad met de streek/grondeigenaren. Hiervoor zijn diverse brede gebiedsbijeenkomsten gehouden en 1 op 1 keukentafelgesprekken gevoerd (zie ook beschrijving paragraaf 1.13 Samenwerking). Tijdens die momenten is ingegaan op de verwachte hydrologische effecten en schade vanuit het projectplan. Ook is tijdens die momenten veelvuldig en uitgebreid ingegaan op de mogelijke mitigerende/ compenserende maatregelen die het waterschap aan de grondeigenaren/rechthebbenden kan bieden op grond van het tijdens de voorbereiding geldende beleid van De Dommel.

Voor wat betreft de grondeigenaren/ rechthebbenden die als gevolg van de uitvoering van het projectplan te maken kunnen krijgen met nadelige effecten (natschade), heeft het waterschap op hoofdlijnen de volgende mogelijkheden/instrumenten om tot afwikkeling van de natschade te komen:

Vooraf (tijdens planvoorbereiding) op basis van vrijwilligheid:

  • Financieel: door vooraf afkopen van voorspelde en berekende natschade of afwaarderen van percelen;

  • Technisch, indien en voor zover met de grondeigenaar/rechthebbende tijdens de planvoorbereiding de technische maatregel is besproken en aangeboden als mitigerende maatregel: door o.a. het aanbrengen van peilgestuurde drainage, (lokale) ophoging, bemaling, optimalisatie maatregelen en ontwerp projectplan om natschade op te heffen / te minimaliseren

  • Verwerving door vrijwillige aankoop of ruiling van percelen;

  • Zelfrealisatie natuur/toepassen Ondernemend Natuurnetwerk Brabant (O.N.N.B.).

  • Combinatie voor bovenstaande mogelijkheden.

Nadeelcompensatie achteraf (na uitvoering):

Lukt het niet om samen tot een passende oplossing te komen en kiest het waterschap ervoor om het project uit te voeren of is de schade achteraf groter dan vooraf voorzien? Dan kan de eigenaar na uitvoering een beroep doen op artikel 7:14 van de Waterwet ter compensatie van de eventuele schade in de vorm van nadeelcompensatie.

Indien schade ontstaat als gevolg van de maatregelen in dit Projectplan Waterwet, is het voor eenieder mogelijk om een schadeverzoek in te dienen op basis van de schaderegeling ‘Verordening Schadevergoeding Waterschap De Dommel’ (zie www.dommel.nl). Het initiatief voor het aanvragen van deze vorm van vergoeding ligt bij de grondeigenaar. Op grond van het schadeverzoek wordt beoordeeld of er daadwerkelijk sprake is van schade.

Deze schaderegeling bevat inhoudelijke en procedurele voorwaarden voor een verzoek om schadevergoeding. Van belang is onder meer dat de schade niet al anderszins vergoed mag zijn. Ook is belangrijk om aan te kunnen tonen dat de schade voortvloeit uit de werkzaamheden in het kader van de uitvoering van voorliggend Projectplan Herinrichting Beekdal Groote Beerze, traject 2a. De overige voorwaarden zijn opgenomen in de ‘Verordening Schadevergoeding Waterschap De Dommel’.

Met betrekking tot het projectplan Herinrichting Groote Beerze traject Hoeve – Molenweg zijn in overleg met de betreffende grondeigenaar of -eigenaren de navolgende afspraken gemaakt of zijn er gesprekken en onderhandelingen gaande met betrekking tot compensatie/mitigatie of is het volgende (tussen)resultaat bereikt:

Mitigeren inundaties op landbouwpercelen

Mitigeren inundaties/verhoogde grondwaterstanden op percelen:

  • BDL01L929: in onderhandeling over technisch mitigeren: aanpassen bestaande drainage

  • BDL01H14; BDL01H15, BDL01H991 ged.; HGL04H573: in onderhandeling over ruiling percelen in relatie tot voorgestelde wijziging bestemmingsplan omtrent uitbreiding camping Ganzenhof

  • HGL04H1051: in onderhandeling over ruiling percelen en financieel compenseren

  • BDL01H16: in onderhandeling over ruiling perceel, technisch mitigeren en ontwikkelen natuur na begrenzing Natuurnetwerk Brabant

  • BDL01H2910 en BDL01H2913: in onderhandeling over technisch mitigeren, financieel compenseren of gedeeltelijke ruiling

  • BDL01H2894, BDL01H2892: technisch mitigeren conform afspraken ruilovereenkomst Z64501 en in onderhandeling voor ruilen percelen

  • BDL01H64, BLD01H991 ged.: technisch mitigeren conform afspraken ruilovereenkomst Z55126

Flora en Fauna

In algemene zin geldt dat de hier getoetste voorgenomen activiteit op grond van de bepalingen opgenomen in de Wet natuurbescherming is vrijgesteld van vergunning- dan wel ontheffingsplicht. Dit omdat het voornemen van beekherstel is opgenomen als maatregelen in het Natura 2000-beheerplan voor “Kempenland-West” en daarmee onder meer heeft te gelden als instandhoudingsmaatregel. Dit geldt niet alleen voor het onderdeel Gebiedsbescherming, maar onder voorbehoud ook voor de onderdelen Soortenbescherming en Houtopstanden. Voor de voorgenomen activiteit beekherstel hoeft dan ook geen vergunning of ontheffing te worden aangevraagd. Dit geldt ook voor aanpalende natuur- en landschapsontwikkeling, omdat deze het beekherstel in essentie versterken. Ten aanzien van de realisatie van de uitbreiding van de camping aan de Molenweg te Bladel geldt voornoemde vrijstelling van vergunning- en/of ontheffingsplicht niet.

Slotsom Wet natuurbescherming

Ondanks vrijstelling van vergunning- en ontheffingsplicht voor beekherstel is het noodzakelijk om de benodigde aanvullende preventieve, mitigerende en compenserende maatregelen te formaliseren in een ecologisch werkprotocol, dat voorafgaand aan het werk gedeeld wordt met het in te zetten personeel en te allen tijde op het werk aanwezig is. Zo wordt invulling gegeven aan de wettelijke zorgplicht bepalingen uit de Wet natuurbescherming en worden onnodige fouten zoveel mogelijk voorkomen.

Ten aanzien van het uitvoeren van de maatregelen om en nabij de camping geldt in beginsel geen vrijstelling van vergunning- en ontheffingsplicht, omdat er geen link is met een vastgesteld Natura 2000-beheerplan dan wel een goedgekeurde gedragscode die (ook) toeziet op ruimtelijke ontwikkeling. Uit de natuurtoets is gebleken dat er geen effect is op beschermde natuurwaarden als er buiten de kwetsbare periodes wordt gewerkt.

Beperken nadelige gevolgen van de uitvoering

In deze paragraaf worden de maatregelen beschreven ter voorkoming, ongedaan maken of beperken van mogelijke tijdelijke nadelige gevolgen van de uitvoering. Waterschap De Dommel, gemeente Bladel en Brabants Landschap streven ernaar de nadelige gevolgen door de uitvoering van het werk tot een minimum te beperken. In eerste plaats ziet het toestemmingsstelsel met uitvoeringsvoorwaarden in vergunningen en ontheffingen daarop toe. Desondanks is het onontkoombaar dat er gedurende de uitvoeringsperiode sprake zal zijn van hinder. De volgende soorten hinder kunnen optreden tijdens de uitvoering:

  • Wateroverlast en watertekorten

Het waterschap stelt als uitvoeringsvoorwaarde aan het werk dat de lokale waterhuishouding te allen tijde goed blijft functioneren.

  • Geluidsoverlast

Voor de geluidproductie gelden er bindende voorschriften tijdens de uitvoering. Echter, deze voorschriften behoeden mens en dier maar ten dele voor geluidhinder. Het waterschap ziet er daarom bij de contractvorming op toe dat de aannemers bij de routing van het noodzakelijke grondtransport, rekening houden met de locatie van woningen, vogelrustgebieden en recreatiezones in het gebied.

  • Verkeersoverlast en beperking bereikbaarheid

De uitvoering van dit werk zal - zonder beperkende maatregelen - een tijdelijke toename van het aantal lokale verkeersbewegingen tot gevolg hebben. Door het dwingend voorschrijven van transportroutes zal het waterschap verkeershinder beperken. Speciale aandacht daarbij verdient het aspect verkeersveiligheid voor het langzaam verkeer.

  • Stofhinder

Bij grondverzetprojecten is er in droge periodes een aanzienlijke kans op stofhinder. Grond die van de banden op rijplaten terecht komt, droogt op en kan vervolgens gaan stuiven. Dit hinderaspect is eenvoudig beheersbaar door transportroutes voldoende (nat en) schoon te houden. Het waterschap ziet er daarom bij de contractvorming op toe dat de aannemer de nodige maatregelen zal treffen.

  • Schade aan ondergrond

De bereikbaarheid van de grondwerkzaamheden geeft een risico op verdichten van de ondergrond. Het voorkomen van economische en ecologische schade aan gronden door het juist kiezen van transportroutes, werkzones, het treffen van de juiste voorzorgmaatregelen (bijv. rijplaten) en gebruik van het geschikt materieel is voor het waterschap een aandachtspunt bij de gunning van de uitvoering. Zo vraagt het dempen van greppels voor klein materieel gezien de beperkte manoeuvreerruimte in de bosgebieden. Na uitvoering van de maatregelen dient de omliggende ondergrond weer in oorspronkelijke staat te worden teruggebracht.

  • Schade aan de woningen/bebouwing

Het waterschap ziet er bij de contractvorming op toe dat de aannemers bij de uitvoering van het noodzakelijke werk, zoals het plaatsen van de damwand, rekening houdt met de wijze van uitvoering. Dit ter voorkoming van schade aan bebouwing door trillingen.

Effecten in het gebied

Flora en Fauna

De bescherming van de natuur is in Nederland onderverdeeld in gebiedsbescherming en soortbescherming. Soort- en gebiedsbescherming worden geborgd via de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming verdeelt beschermde soorten in twee groepen:

  1. Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;

  2. Andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.

De uitvoering van de maatregelen zorgt voor verstoring van flora en fauna in het gebied. Om deze verstoring zoveel mogelijk te beperken zijn in de Quickscan Flora en Fauna (zie bijlage A7) randvoorwaarden en adviezen voor de uitvoering opgenomen.

Effecten beoordeling gebiedsbescherming

In hoofdstuk 4 in bijlage A7 is voor wat betreft de Wet natuurbescherming, onderdeel Gebiedsbescherming, onderbouwd dat zowel het beekherstel als de uitbreiding van de camping niet leiden tot negatieve effecten op voor enig Natura 2000-gebied geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen. Wel dienen mede in het licht van artikel 3.5 van de Wnb aanvullende maatregelen ten aanzien van Drijvende waterweegbree getroffen te worden.

Effecten beoordeling soortenbescherming

In hoofdstuk 5 uit bijlage A7 is voor wat betreft de Wet natuurbescherming, onderdeel Soortenbescherming, onderbouwd dat het in het kader van beekherstel noodzakelijk is om ten aanzien van vleermuizen, kleine marterachtigen, boommarter, eekhoorn, hazelworm, levendbarende hagedis vermiljoenkever, jaarrond beschermde nesten kleine ijsvogelvlinder, grote weerschijnvlinder en de bosbeekjuffer aanvullend veldwerk uit te voeren (vleermuizen, jaarrond beschermde nesten) dan wel aanvullende maatregelen te treffen (kleine marterachtigen, bosbeekjuffer). Wat betreft veldwerk gaat het vooreerst om een visuele inspectie van de te kappen bomen. Blijken deze potentieel geschikt voor vleermuizen; vermiljoenkever; kleine ijsvogelvlinder; grote weerschijnvlinder of boommarter of bevatten deze jaarrond beschermde nesten, is het raadzaam om deze bomen in het ontwerp te behouden. Blijkt dat onmogelijk, is ten aanzien van vleermuizen onderzoek conform het vleermuisprotocol aan de orde en -afhankelijk van de uitkomsten- mogelijk ook compenserende maatregelen. In geval van jaarrond beschermde nesten zijn compenserende maatregelen aan de orde, blijken ze toch te moeten verdwijnen. Voor vermiljoenkever is het voldoende om de eventueel te kappen boom in het gebied te laten. Voor andere soortgroepen is het vooral van belang dat de meest kwetsbare periodes worden ontzien en op de soorten aangepaste werkwijzen worden gehanteerd, analoog aan andere beekherstelprojecten langs zowel de Kleine als de Groote Beerze.

Ten aanzien van de uitvoering van maatregelen nabij de camping, geldt dat rekening gehouden moet worden met het voorkomen van vogels met een (potentieel) jaarrond beschermd nest, te weten steenuil, kerkuil en torenvalk. Gelijktijdige dan wel voortijdige landschappelijke inrichting van de directe omgeving is hierbij een belangrijke voorwaarde, omdat dit met name de steenuil beter in staat stelt om voedsel te zoeken net buiten de camping. Voor zowel de steenuil als de torenvalk is het niet de verwachting dat de uitbreiding van de camping leidt tot negatieve effecten op de -lokale- staat van instandhouding. Het verplaatsen van de kasten is daarom niet noodzakelijk, omdat niet wordt verwacht dat de realisatie/uitbreiding van de camping dermate negatief van invloed is dat deze kasten niet langer gebruikt zouden worden als nestlocatie van beide soorten. Daarnaast zal de inrichting van het agrarische landschap naar natuur positief van invloed zijn op de instandhouding van de territoria van de soorten. Op de aangrenzende graslanden ten noorden van de uitbreidingslocatie van de camping zullen, in samenwerking met de eigenaar van de camping en de uilenwerkgroep, aanvullend 2 nestkasten voor de steenuil en 2 nestkasten voor de torenvalk opgehangen worden. Mits rekening gehouden wordt met het broedseizoen van deze soorten, is het uitgesloten dat sprake is van overtreding van verbodsbepalingen zoals geformuleerd onder de Wet natuurbescherming. Het uitvoeren van een nader onderzoek naar het voorkomen van steenuil en/of torenvalk, en het aanvragen van een ontheffing voor overtreding van verbodsbepalingen is voor het projectvoornemen niet aan de orde.

Opstellen van een ecologisch werkprotocol en afstemming van de planning hierop is in elk geval noodzakelijk om overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van steenuil, kerkuil en torenvalk zoveel als mogelijk te voorkomen. Verder dient de zorgplicht uitgewerkt te worden met het oog op (mogelijke) aanwezigheid van konijnen in terreindelen die nog als grasland (niet zijnde gazon) in gebruik zijn.

Zorgplicht (Wet natuurbescherming)

Voor alle planten en dieren (dus ook voor soorten, die niet zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming) geldt verder een algemene zorgplicht conform artikel 1.11. Deze plicht houdt in dat eenieder “voldoende zorg” in acht moet nemen voor alle in het wild levende planten en dieren en hun leefomgeving. Veelal komt de zorgplicht erop neer dat tijdens werkzaamheden negatieve effecten op planten en dieren zoveel mogelijk moet worden voorkomen en dat bij de inrichting aandacht moet worden besteed aan de realisatie van geschikt habitat voor plant en dier. Om aan deze zorgplicht te voldoen zal de uitvoering door een ecologisch deskundige worden begeleid. Deze persoon is onafhankelijk en heeft de bevoegdheid het werk tijdelijk stil te leggen als hier om ecologische rede aanleiding toe is. Tevens zal het uitvoerend personeel worden geïnstrueerd hoe om te gaan met deze zorgplicht.

Hergebruik grond

De grond die vrijkomt tijdens de uitvoering van de voorgestelde maatregelen wordt waar mogelijk hergebruikt binnen het gebied. Zowel bij het hergebruik als bij de aan- en afvoer van grond van buitenaf en afvoer vanuit het projectgebied ziet het waterschap erop toe dat de aannemer zich houdt aan de geldende wet- en regelgeving.

Archeologie

Om te weten welke archeologische waarden in het gebied aanwezig zijn of kunnen zijn, is door Bureau RAAP een bureauonderzoek uitgevoerd en een archeologische verwachtings- en advieskaart opgesteld.

In het archeologisch vooronderzoek zijn verwachtingszones voor nog onbekende vindplaatsen opgesteld. Deze verwachtingszones zijn gebaseerd op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Bladel. Voor het plangebied zijn deze gegevens verder verfijnd en aangevuld.

Het grootste deel van het gebied ligt in een onbekende verwachting ‘natte archeologie’ en in mindere mate in een verhoogde verwachting voor (historische) beekovergangen en rituele deposities. Voor uitvoering van de maatregelen betekent dit dat er intensieve archeologische begeleiding nodig is. Op de locaties maatregelen de hoge verwachting doorkruist dient aanvullend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Voor de uitvoering van de maatregelen wordt een Programma van Eisen opgesteld t.b.v. begeleiding van de werkzaamheden.

Kabels en leidingen

De geplande grondwerkzaamheden vinden overwegend plaats buiten de nabijheid van de kabels en leidingen, zie bijlage A3. Op in ieder geval 3 locaties moet rekening gehouden worden met kabels en leidingen.

  • Waterleiding Brabant Water ligt (bijna) dwars onder de BZ30 door. Bij het opschuiven van watergang BZ30 zal hier mogelijk een knelpunt ontstaan.

  • Waterleiding Brabant Water langs de BZ19. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij het plaatsen van de nieuwe stuw (bij de molen).

  • Bij de vormgeving van de waterbergingen bij Casteren rekening houden met de hogedruk rioolwaterleiding van Waterschap De Dommel die de hoek van de Gagelvelden naar de Kranenberg afsnijdt.

Niet gesprongen explosieven

Volgens het vooronderzoek CE, opgesteld door AVG (5-12-2018), is het projectgebied van traject 2a geen verdacht gebied voor NGE’s.