Beschrijving inrichtingsmaatregelen
Deze paragraaf geeft inzicht in de inrichtingsmaatregelen die in dit projectplan zijn verwerkt. Er wordt een inhoudelijke en technische beschrijving gegeven van de betreffende maatregelen. Met deze maatregelen wordt invulling gegeven aan de hiervoor genoemde doelen. In de volgende paragraaf wordt eerst een overzichtskaart weergeven met daarin de voorgenomen maatregelen waarna deze worden toegelicht conform de daaronder weergegeven tabel.
Tabel 1 Overzicht inrichtingsmaatregelen traject 2a
Maatregelen beekdal Groote Beerze herinrichting traject 2a | Waterstaatswerk (ja/nee) | |
A | Beekherstel Groote Beerze | |
A1 | Aanbrengen nieuwe meanders Groote Beerze | Ja |
A2 | Verondiepen bestaande profiel Groote Beerze | Ja |
A2 | Dempen Groote Beerze | Ja |
A3 | Obstakelvrije zone aanbrengen | Ja |
B | Maatregelen Watergangen | |
B1 | Verleggen bestaande A-watergangen | Ja |
B2 | A-watergang geleidelijk verondiepen | Ja |
B3 | Aanbrengen grindbanken | Ja |
B4 | Greppels dempen of verondiepen tot 0,3 m-mv | Ja |
B5 | Greppels geleidelijk verondiepen | Ja |
B6 | Afdammen greppels | Ja |
C | Kunstwerken | |
C1 | Nieuwe duiker plaatsen | Ja |
C2 | Aanpassen of vervangen duiker | Ja |
C3 | Verwijderen bestaande duiker | Ja |
C4 | Plaatsen nieuwe stuw | Ja |
C5 | Verwijderen bestaande stuw | Ja |
C6 | Fauna passeerbaar maken bruggen | Ja |
C7 | Aanbrengen voordes | Ja |
C8 | Overstort aanbrengen | Ja |
Natuur en landschapsinrichting | ||
D | Grondwerk | |
D1 | Afgraven maaiveld | Ja |
D2 | Infiltratievijver realiseren | Ja |
D3 | Ontgraven poelen | Ja |
E | Groenstructuren en beplanting | |
E1 | Realiseren nieuwe natuurbeheertypen (kruidenrijk grasland, vochtig hooiland etc.) | Nee |
E2 | Aanbrengen beschaduwing van de beek | Nee |
E3 | Inrichten EVZ Wagenbroeksloopje en BZ30 | Nee |
E4 | Aanplanten groenstructuren (houtwal / bomenrij/ bomenlaan) | Nee |
F | Recreatie | |
F1 | Aanbrengen recreatiepaden (wandel, fiets, paard, invalide) | Nee |
F2 | Aanbrengen bruggen | Nee |
F3 | Aanbrengen afrastering en poorten | Nee |
G | Mitigerende maatregelen | |
G1 | Peilgestuurde drainage | Ja |
G2 | Percelen ophogen | Ja |
G3 | Detailontwatering aanleggen | Ja |
Overige ontwikkelingen |
Watergangen
In deze paragraaf worden de maatregelen beschreven die worden uitgevoerd aan de ligging van de watergangen. Dempingen, verondiepingen en het behouden en graven van nieuwe watergangen komt aan bod. De Groote Beerze staat centraal in de beekdalherinrichting en wordt dus ook als eerste behandeld.
A. Beekherstel Groote Beerze
Het beekherstel van de Groote Beerze bestaat uit drie submaatregelen. Ten eerste worden er nieuwe meanders aangelegd, ten tweede wordt er op stukken het bestaande profiel aangepast en als laatste wordt de oude beekloop gedempt.
Door het aanpassen van het tracé van de beek, moet ook de obstakelvrije zone worden aangepast aan de nieuwe situatie. De obstakelvrije zone ligt direct aan de beek en is bedoeld als route voor beheer en onderhoud. Door het ontwikkelen van beekbegeleidende beplanting na de herinrichting wordt de beek grotendeels (50%) beschaduwd, zie ook Maatregel E2. De profielentekening is opgenomen in Bijlage A2 en de locaties zijn terug te vinden op Figuur 1.5‑9 en ook Bijlage 1.
A1. Aanbrengen nieuwe meanders Groote Beerze
De totale lengte van de Groote Beerze in traject 2a traject is 2,5 kilometer. Hierin krijgt de beek een nieuwe ligging met meer meanders waardoor de lengte met ongeveer 25% toeneemt tot 3,2 kilometer. De ligging van de meanders is enerzijds bepaald op basis van de historische ligging van de beek en natuurlijke laagten in het terrein en anderzijds ook op beschikbaarheid van de gronden. De Groote Beerze krijgt een kleiner profiel, zie Figuur 1.5 3 t/m Figuur 1.5 8 om de stroomsnelheid te bevorderen en de doelstellingen vanuit KRW te behalen. Het smaller en ondieper maken van het profiel heeft als gevolg dat de Groote Beerze een minder drainerend effect heeft in het gebied ten opzichte van de huidige situatie.
A2. Verondiepen bestaande profiel Groote Beerze
Op de locaties waar de beek in het huidige tracé blijft liggen, wordt het bestaande profiel aangepast, zoals beschreven hierboven bij A1.
A3. Dempen Groote Beerze
Op de trajecten waar de nieuwe meanders worden ontgraven, komen die delen van de huidige loop te vervallen. Deze dienen te worden gedempt. De delen van de Groote Beerze die de huidige loop blijven, dienen te worden verondiept en het profiel aangepast.
A4. Obstakelvrije zone aanbrengen
Voor het uitvoeren van beheer en bij calamiteiten is het van belang dat de Groote Beerze en haar zijwatergangen bereikbaar zijn. In de huidige en nieuwe situatie ligt de obstakelvrije zone – in gebruik als onderhoudspad - aan de oostzijde van de beek. Daar waar de nieuwe meanders komen (zie maatregel A1) volgt het onderhoudspad het nieuwe tracé en komt de oude route te vervallen. De obstakelvrije zone (ovz) heeft een breedte van 5 meter, mag maximaal 10 procent afhellen en mag geen kuilen,gaten of aanplant/ obstakels bevatten. De obstakelvrije zone moet een stabiel gefundeerd pad zijn.
Profielen van de Groote Beerze waar beekherstel plaatsvindt:
B. Maatregelen watergangen
Eén van de doelen is een klimaatrobuust beekdal te realiseren. Dit doen we door meer water vast te houden en te infiltreren op de flanken van het beekdal. Wanneer het versnelt via sloten, greppels en watergangen naar de beek wordt afgevoerd, is het ook relatief snel het gebied uit. Om dit te voorkomen worden, waar mogelijk, greppels, sloten en watergangen verondiept en/of gedempt, zie Figuur 1.5 10.
B1. Verleggen bestaande A-watergangen
De loop van de bestaande A-watergangen, de BZ21 bij camping De Ganzenhof en de BZ30 (EVZ) worden verlegd. Hiervoor wordt een nieuwe watergang ontgraven op het nieuwe tracé en vervolgens de oude watergang gedempt.
Verleggen A-watergang BZ21
De BZ21 wordt t.o.v. het oude profiel vanaf de projectgrens tot aan de beek in de gehele lengte (585 meter) geleidelijk verondiept tot 30cm min maaiveld bij de beek. Daarnaast krijgt de A-watergang een nieuwe, meanderende ligging in het maaiveld en wordt de watergang daardoor bijna 400 meter langer. Het af te voeren water legt een langere weg af voordat het bij de Groote Beerze erbij komt, hierdoor krijgt het water meer tijd om te infiltreren in de bodem. Naast de BZ21 blijft een obstakel vrije zone voor het waterschap beschikbaar.
Verleggen en inrichten EVZ van A-watergang BZ30
De A-watergang BZ30 wordt over een lengte van 285 meter in het bovenstroomse gedeelte tot aan de stuw verlegd met het huidige profiel, zie Figuur 1.5‑12. Het benedenstroomse deel wordt over een lengte van 550 meter vanaf de stuw tot aan de Groote Beerze t.o.v. het oude profiel geleidelijk verondiept tot 30cm min maaiveld, zie Figuur 1.5‑13 t/m Figuur 1.5‑15. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de drainage van het noordelijke perceel die moet kunnen blijven functioneren. Met het huidige uitstroompeil naar de BZ30 is dat in deze combinatie niet mogelijk. Op dit moment worden er nog gesprekken gevoerd met de betreffende eigenaar of er andere technische mogelijkheden zijn om dit probleem op te lossen. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan peilgestuurde drainage, zodat de bestaande drainage op een hoofddrain kan worden aangesloten en direct naar de Groote Beerze kan afvoeren.
Naast de hydrologische maatregelen, wordt de BZ30 ook als ecologische verbindingszone ingericht. Hiervoor wordt aan de zuidzijde van de watergang een natuurvriendelijke oever aangelegd. Hierbij wordt uitgegaan van een natuurlijke maaiveldverlaging, waarbij vanaf de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) wordt ingezet met een flauwe oever naar maaiveld. De beplanting dient gericht aangeplant te worden en dienen er geen opgaande bomen in te staan, omdat het in een potentieel vogelweidegebied ligt. Aan de zuidzijde van de EVZ dient een obstakelvrije zone te worden aangehouden om de EVZ te kunnen beheren, maar ook tegen overhangend groen over naast gelegen landbouwpercelen.
Tabel 2 Wijzigingen te verleggen A-watergangen
Watergang | Lengte | Bodemh. bovenstr. huidig | Bodemh bovenstr. nieuw | Bodemh. benedenstr. huidig | Bodemh. benedenstr. nieuw | Profiel nieuw |
BZ21 (camping) | 1057 m | 22,98+ NAP | Geen wijziging | 22,41+ NAP | 22,84 +NAP (= 30cm – maaiveld) | Bodembreedte 0,5 meter, talud 1:1 en 1:3. |
BZ30 bovenstrooms stuw | 290 m | 23,94+ NAP | Geen wijziging | 23,35 +NAP | Geen wijziging | Als huidig profiel |
BZ30 benedenstrooms stuw tot aan GB | 550 m | 22,89 + NAP | Geen wijziging | 21,77 + NAP | 22,65 (= 30cm – maaiveld) | Bodembreedte 0.5 meter, talud 1:1 en 1:10 vanaf GHG |
Onderstaand één profiel van de BZ21 en vier profielen voor de BZ30. De locaties van de profielen zijn opgenomen in Figuur 1.5‑9.
B2. A-watergang geleidelijk verondiepen
Naast het verleggen van watergangen worden ook bestaande A-watergangen in het huidige profiel aangepast. Deze worden geleidelijk naar de beek toe verondiept. Dit wordt toegepast op de volgende watergangen:
-
BZ22 Wagenbroeksloopje;
-
Bodembreedte 0,50m, bodemhoogte benedenstrooms stuw 23,50mNAP. Bodemhoogte nabij de beek 50cm-mv, zie Figuur 1.5‑16 en Figuur 1.5‑17. Het wagenbroeksloopje moet voldoen aan het KRW-richtlijnen voor een R4-type beek met een stroomsnelheid van 0,18m/s. Met deze maatregel van het versmallen en verondiepen gaat de stroomsnelheid omhoog van 0,08m/s naar 0,12m/s.
-
BZ29 Watergang aan de zuidkant van de Voorbeemden.
Tabel 3 Wijzigingen van de te verondiepen A-watergangen
Watergang | Lengte | Bodemh. bovenstr. huidig | Bodemh bovenstr. nieuw | Bodemh. benedenstr. huidig | Bodemh. benedenstr. nieuw | Profiel nieuw |
BZ22 Wagenbroeks- loopje | 685 m | 22.72 + NAP | 23.50 +NAP | 22.25 + NAP | 22.48 +NAP (= 50cm – maaiveld) | Bodembreedte 0,5 meter, talud 1:1. |
BZ29 | 714 m | 22.97 + NAP | Geen wijziging | 21,81+NAP | 22,90+ NAP (= 30cm min maaiveld) | Bodembreedte 0,5 meter, talud 1:1. |
B3. Aanbrengen grindbanken
Om uitslijting in de Groote Beerze te voorkomen worden in de A-watergangen bij de uitmonding in de Groote Beerze, grindbanken aangelegd. Daarnaast zijn grindbanken ook aantrekkelijk voor de voortplanting van de beekprik. De beekprik gebruikt ze om eieren op af te zetten, waarna larven zich stroomafwaarts laten meedrijven tot ze zich op een geschikte plek met veel organische stof ingraven. Ze leven er tot ze volwassen zijn.
B4. Greppels dempen of verondiepen tot 0,3 m-mv
In het projectgebied liggen diverse sloten/greppels die zijn aangebracht door agrariërs ten behoeve van de afvoer van water. Een groot deel van deze watergangen wordt gedempt of minder diep gemaakt om meer water in de akkers en het bos te houden.
B5. Greppel geleidelijk verondiepen
Anders dan bij B4 beschreven is er één greppel (zie oranje stippellijn op Figuur 1.5 10) waarbij de waterafvoerende functie van achterliggende landbouwpercelen in stand gehouden moet worden. Om die reden wordt deze greppel naar de Groote Beerze toe geleidelijk verondiept.
B6. Afdammen greppels
Ten noorden van de Hoeve liggen greppels haaks op Groote Beerze. Deze greppels worden verondiept, maar ook afgedamd zodat ze niet meer direct in verbinding staan met andere watergangen. Hiermee wordt ook de afwaterende functie naar de Groote Beerze opgeheven. Een principeprofiel van een gronddam wordt weergegeven in Figuur 1.5 7.
Kunstwerken
In het kader van peilbeheersing worden diverse wijzigingen aan kunstwerken uitgevoerd in het projectgebied. Het gaat hier om stuwen, duikers, voordes (doorwaadbare locaties), bruggen en overstorten.
C. Maatregelen kunstwerken
In het plangebied worden diverse maatregelen uitgevoerd in de A-watergangen, sloten en greppels. Doordat hier wijzigingen aan plaatsvinden, dienen ook de kunstwerken die hieraan gekoppeld zijn te worden verwijderd, verplaatst of vervangen of nieuw aangebracht te worden. Een overzicht hiervan is te zien in Figuur 1.5‑19.
Duikers
Door het gehele traject worden duikers verwijderd (29), nieuwe geplaatst (8) en bestaande duikers aangepast (4). In totaal gaat het om 41 duikers. Een deel van de watergangen wordt gedempt. Hier zullen de duikers dan ook verwijderd worden. Andere watergangen worden verondiept waar de duiker verwijderd of aangepast wordt. De diameters van de duikers variëren van 0,3 tot 1,8 meter.
C1 Nieuwe duikers plaatsen
Binnen dit plangebied worden in totaal 7 nieuwe duikers aangelegd. In onderstaande tabel volgt een overzicht van de te plaatsen duikers.
C2 Aanpassen duikers
Bij de A-watergangen BZ21, BZ29 en BZ30 moeten de bestaande duikers die gehandhaafd worden, opnieuw worden gesteld. Door het geleidelijk verondiepen van de watergangen moeten de duikers worden aangepast aan de nieuwe bodemhoogte van deze watergang. In onderstaande tabel een overzicht welke duikers dit betreft.
Tabel 5 Aan te passen duikers
Watergang | Maatregel | Diameter | B.O.B. |
BZ21-KDU1 | Aanpassen | 500mm | Gelijk aan nieuwe bodemhoogte watergang |
BZ29-KDU1 | Aanpassen | 500mm | 22,99+ Gelijk aan nieuwe bodemhoogte watergang |
BZ29-KDU2 | Aanpassen | 500mm | 23,00+ Gelijk aan nieuwe bodemhoogte watergang |
BZ29-KDU3 | Aanpassen | 500mm | 21,73+ Gelijk aan nieuwe bodemhoogte watergang |
BZ30 KDU-2 | Aanpassen | 600mm | 21,75+ Gelijk aan nieuwe bodemhoogte watergang |
C3 Verwijderen bestaande duikers
In de huidige situatie bevindt er zich aan twee zijden een obstakelvrije zone langs de Groote Beerze. In de nieuwe situatie komt de obstakelvrije zone aan de westzijde te vervallen. Alle duikers die de sloten en greppels afwateren naar de Groote Beerze kunnen om die reden worden verwijderd. Daarnaast worden er ook greppels afgedamd en is er geen afwateringsmogelijkheid meer, waardoor ook de duikers kunnen worden verwijderd. Daar waar aan de oostzijde van de beek nog wel afwatering van sloten mogelijk moet blijven, worden voordes (zie maatregel C7) aangelegd in de obstakelvrije zone en komen op die locaties de duikers te vervallen. In onderstaande tabel een overzicht van de te verwijderen duikers.
Tabel 6 Te verwijderen duikers.
Aantal | Watergang | Maatregel | Diameter | B.O.B. |
1 | BZ19-KDU10 | Verwijderen, onderhoud van BZ19 kan plaatsvinden via noord-westzijde. | 1000mm | 22,42 +NAP |
1 | BZ21-KDU2 | Verwijderen, dit deel van BZ21 wordt gedempt. | 500mm | 22,80 +NAP |
1 | BZ21-KDU3 | Verwijderen, beheer en onderhoud gaat plaatsvinden aan de oostzijde van de beek. | 500mm | 22,45 +NAP |
1 | BZ22-KDU28 | Verwijderen, de duiker naar de Groote Beerze toe wordt vervangen door een voorde. | 1800x1000mm | 22,01+ |
24 | Greppels | Verwijderen | 300-1000mm | variabel |
Stuwen
In de Groote Beerze bevinden zich op dit traject een drietal stuwen. Om het beekdal klimaat robuust in te richten, de Groote Beerze vispasseerbaar te maken en water langer vast te houden op de flanken, zijn maatregelen benodigd. Deze worden hierna verder toegelicht.
C4 Verwijderen bestaande stuwen
Stuwen Groote Beerze
Op traject 2a bevinden zich in de huidige situatie 3 stuwen, namelijk ten zuiden van de Molenweg (BZ1-st16/ST0000695) en ten noorden van De Hoeve (BZ1-st18/ST0000697) en bovenstrooms De Voorbeemden (BZ1-st17 / ST0000696). De stuw aan de bovenstroomse zijde ten zuiden van de Molenweg, ST0000695 dient in deze fase nog behouden te blijven met hetzelfde peil. De stuw aan de benedenstroomse zijde is ten noorden van de De Hoeve is het einde voor het beekherstel van traject 2a. Doordat bij het traject 2a over het hele traject beekherstel plaatsvindt, kunnen zowel stuw ST0000697 als ST0000696 worden verwijderd.
Stuw Wagenbroeksloopje
De functie van de stuw in het Wagenbroeksloopje wordt in principe opgeheven, maar blijft de stuw fysiek wel aanwezig. De stuw wordt ‘platgelegd’, waardoor deze in normale omstandigheden geen stuwende werking heeft. Wanneer noodzakelijk, kan in hele natte perioden de stuw weer worden gestreken.
C5 Stuw (ver)plaatsen
In het kader van het water vasthouden op de flanken wordt er in watergang BZ19, nabij de Casterse Molen een nieuwe automatische stuw geplaatst. Op deze manier kan in droge situaties water achter de stuw worden vastgehouden om zo de mogelijkheid te faciliteren om te kunnen infiltreren. Wanneer noodzakelijk, gaat in hele natte perioden de stuw automatisch weer omlaag zodat de stuw het ingestelde streefpeil zal blijven handhaven en wateroverlast wordt voorkomen. Daarnaast wordt door het verleggen van de A-watergang BZ30 ook stuw BZ30-st1 / ST0000771 verplaatst en/of vervangen, maar blijft het peil gelijk aan de huidige situatie. Dus de stuw wordt op hetzelfde peil ingesteld:
-
Streefpeil hoog (mNAP) 23,68
-
Streefpeil laag (mNAP) 23,43
Overige kunstwerken
C6 Ontsnipperingsmaatregelen fauna
In traject 2a wordt de Groote Beerze op een drietal plaatsen gekruist door wegen. Hier stroomt de Groote Beerze onder bruggen door bij De Hoeve, De Voorbeemden en de Molenweg. Bij deze bruggen is geïnventariseerd hoe het met de faunapasseerbaarheid is gesteld. Bij de Voorbeemden en de Molenweg is het profiel van de beek onder de brug al voorzien van een doorlopende oever. Bij De Hoeve is geconstateerd dat de faunapasseerbaarheid niet optimaal is, zie foto’s. Naast de passages voor de Groote Beerze dient ook de passage van het Wagenbroeksloopje bij de Gagelvelden passeerbaar te worden gemaakt. Daar waar mogelijk dient de faunapasseerbaarheid te worden geoptimaliseerd. Bij een verdere uitwerking van dit plan worden de exacte maatregelen voor de faunapassage verder gedetailleerd.
C7 Voorde aanbrengen
In het traject van de Groote Beerze tussen Wagenbroeksloopje (BZ22) en de Kranenberg worden drie voordes aangebracht voor de obstakelvrije zone in de zijwatergangen en greppels die afwateren op de Groote Beerze. Deze hebben in dit traject een dubbele functie. Enerzijds om de toegankelijkheid voor beheer en onderhoud te borgen langs de Groote Beerze en anderzijds het ontmoedigen om over de obstakelvrije zone langs te Groote Beerze te gaan wandelen. Hiervoor worden immers separate wandelpaden aangelegd, zie maatregel F1.
Tabel 7 Aanbrengen voordes in watergangen
Watergang | Maatregel | Functie |
BZ22-BZ1 | Aanbrengen voorde in Wagenbroeksloopje | t.b.v. beheer en onderhoud |
BERE-0189 | Aanbrengen voorde in greppel | t.b.v. beheer en onderhoud en ontmoedigen recreatie op obstakelvrije zone |
BERE-0188 | Aanbrengen voorde in greppel | t.b.v. beheer en onderhoud en ontmoedigen recreatie op obstakelvrije zone |
C8 Overstort t.b.v. infiltratievijver aanbrengen
Op twee locaties worden infiltratiebergingen aan de weg Gagelvelden gerealiseerd om het regenwater vanuit het afgekoppelde rioleringsstelsel in Casteren te kunnen laten infiltreren op de flanken, zie maatregel D2. Ten tijde van piekbuien moet deze berging, wanneer deze helemaal is gevuld, kunnen overstorten naar de Groote Beerze.
Natuur- en landschapsinrichting
D1. Afgraven maaiveld
Plaatselijk wordt het maaiveld afgegraven waar er een diepe insnijding van de Groote Beerze in het maaiveld heeft. Op basis van de hoogste grondwaterstand en de hoogte van het maaiveld wordt bepaald welke locaties dit mogelijk is. Daarnaast zijn er twee percelen waar een ambitie natuurbeheertype vochtig hooiland ligt en het interessant is om het maaiveld af te graven. Dit natuurbeheertype heeft namelijk baat bij een voedselarme nattere omstandigheid. De percelen die hiervoor in aanmerking komen zijn het perceel net aan de zuidwestzijde van de Molenweg en het perceel ten zuiden het wagenbroeksloopje, zie Figuur 1.5‑21. Daarnaast wordt er door het afgraven in het beekdal meer ruimte gecreëerd voor water in het beekdal bij piekbuien, water zal op deze percelen sneller buiten de oevers kunnen treden en gaan inunderen.
D2. Infiltratievijver realiseren
Aan de westzijde van Casteren in de hoek van de Kranenberg en de Gagelvelden wordt een klimaatbuffer in de vorm van een infiltratievoorziening gerealiseerd. Casteren heeft een gescheiden rioleringsstelsel en in de huidige situatie wordt regenwater via de sloten direct naar de beek afgevoerd. In het kader van ‘water vasthouden op de flanken’, komt het water in de nieuwe situatie eerst in de klimaatbuffer, waar het de tijd krijgt om te infiltreren in de bodem. Een detail van deze klimaatbuffer wordt in Figuur 1.5‑22.
D3. Ontgraven poelen
Ten noorden van camping De Ganzenhof, aan de weg De Vloed worden vijf poelen gegraven. De oppervlaktes van de poelen zijn weergegeven in tabel. Het aanleggen van poelen is voor het bereiken van de natuurdoelen niet strikt noodzakelijk (habitat voor beschermde amfibieën zal dit namelijk niet worden, omdat vissen als gevolg van overstromingen in de poelen terecht zullen komen), maar de toename van oeverlengte draagt wel bij aan het verbeteren van de algehele biodiversiteit in het gebied. Hier profiteren bijvoorbeeld vogels en kleine zoogdieren van.
Tabel 8 Overzicht oppervlaktes poelen
Locatie | Oppervlakte |
Poel 1 | 725 m2 |
Poel 2 | 835 m2 |
Poel 3 | 2.330 m2 |
Poel 4 | 480 m2 |
Poel 5 | 1.075 m2. |
E. Groenstructuren en beplanting
E1 Realiseren nieuwe natuurbeheertypen in nieuwe NNB
De ambitiekaart natuurbeheertypen van Provincie Noord-Brabant geeft aan welke typen natuur zij op welke locatie gerealiseerd willen zien. Binnen traject 2a van de Groote Beerze zal in dit kader in totaal 154 hectare grond fungeren als natuur. 60,6 hectare hiervan zal een nieuw natuurbeheertype krijgen. Het gaat hierbij om de volgende natuurbeheertypen:
Tabel 9 Te realiseren natuurbeheertypen
Natuurbeheertypen | Oppervlakte nieuw (m2) |
N03.01 Beek en bron | 3,0 ha |
N05.04 Dynamisch moeras | 8,0 ha |
N10.02 Vochtig hooiland | 9,3 ha |
N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland | 35,6 ha |
N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos | 4,7 ha |
Totaal | 60,6 ha |
Het nieuwe en bestaande bos ligt voor een belangrijk deel ook langs de nieuwe beek. Dit vormt een belangrijke voorwaarde om de doelen vanuit de Kaderrichtlijn Water te realiseren. Het gaat hierbij met name om de beschaduwing van het beekprofiel. Als gevolg van beschaduwing warmt het beekwater minder snel op. Dit heeft een positieve invloed op de zuurstofhuishouding in het water wat het beekleven weer ten goede komt. Bovendien ontstaat door de afwisseling van een ligging van de beek in open terrein en beschaduwd terrein afwisseling in het substraat. Substraat omvat niet alleen het bodemmateriaal (stenen, kiezel, grind, zand, klei of modder), maar ook de begroeiing van het water, afgestorven resten van planten (en dieren) en takken die van de oever af in het water zijn gevallen. Afwisseling hierin bevordert ook de situatie voor flora en fauna in de beek. De boomwortels zorgen namelijk voor een gevarieerde oever en voor schuilgelegenheid van macrofauna en vis.
E2 Aanbrengen beekbegeleidende beplantingen
Massale waterplantengroei wordt in langzaam stromende beken met name veroorzaakt door een combinatie van veel voedingsstoffen en veel licht, waarbij licht gezien wordt als de belangrijkste factor. Het beschaduwen van beken is dan ook een effectieve methode om de vegetatieontwikkeling terug te dringen, waarbij met name zware beschaduwing effectief is. Schaduw remt dus de groei van waterplanten in beken en helpt zo de onderhoudsfrequentie omlaag te brengen uiteindelijk naar een natuurlijke beek waar geen onderhoud meer hoeft plaats te vinden. Dit is mogelijk in een bosbeek of een gebied dat zodanig robuust is ingericht dat het de opstuwing door begroeiing op kan vangen. Om voldoende schaduw voor de beek te realiseren, zal enerzijds gericht worden op natuurlijke ontwikkeling van bosvorming en anderzijds op gerichte aanplant. Voor natuurlijke ontwikkeling is relatief veel tijd nodig om voldoende beschaduwing te realiseren. Om die reden worden op diverse plaatsen langs de beek bomen aangeplant om dit proces te versnellen. Ook door het voeren van extensief onderhoud aan een van de oevers wordt de ontwikkeling van houtopstand gestimuleerd.
Voor realisatie van nieuwe beplanting heeft het een duidelijke meerwaarde om schaarse en lokaal ontbrekende soorten van beekbegeleidende beplantingen terug te brengen in het landschap. Denk hierbij aan boomsoorten als haagbeuk, zoete kers en steeliep, maar bijvoorbeeld ook Gelderse roos, inlandse vogelkers en bepaalde wilgensoorten. Mogelijk kunnen passende inheemse halfschrale graslandsoorten (inclusief orchissen) na ploegen weer ingebracht worden via zaadmengsels. Indien ook ratelaar wordt gezaaid worden grassen in hun ontwikkeling en verspreiding geremd, omdat ratelaars (deels) parasiteren op grassen. Verder kan het geen kwaad om bossen waar mogelijk groepsgewijs uit te dunnen om ook hier soorten toe te voegen aan het bestaande spectrum. Dit biedt tevens ruimte aan natuurlijke verjonging en ontwikkeling van open plekken met nectarplanten als wilde frambozen, (bos)wilgen en kamperfoelie. Dit heeft onder voorbehoud van een juiste fasering en planning een positieve uitwerking op zowel beschermde als thans niet beschermde soorten van beekdalen.
E3 Inrichten EVZ Wagenbroekslooptje en BZ30
In traject 2a van de Groote Beerze wordt totaal 1,27 kilometer aan EVZ ingericht verdeeld over 2 locaties, namelijk het Wagenbroeksloopje (BZ22) en de BZ30.
-
BZ22 - 450 meter
-
BZ30 - 840 meter
In de huidige situatie loopt er een wandelpad langs het Wagenbroeksloopje. Als optimalisatie voor de EVZ, wordt hier een alternatieve route voorgesteld, zie maatregel F1, om zo verstoring van mens (en hond) op dit traject te verminderen.
De BZ30 ligt in de huidige situatie in een open landbouwgebied, wat ook een potentieel vogelweidegebied is. Om deze watergang in te kunnen richten als EVZ, maar geschikt te houden als vogelweidegebied, zal er gericht beplanting aan de zuidzijde van de watergang worden geplaatst. Van belang is dat het alleen struweelbeplanting betreft en geen opgaande bomen. Dit vanwege het vogelweidegebied.
E4 Aanplanten groenstructuren (houtwal / bomenrij/ bomenlaan)
Van oorsprong heeft de Groote Beerze in het traject van de Hoeve tot aan de Molenweg een beemdenstructuur. Een halfopen landschap met heel veel kleine perceeltjes, direct aan de beek gelegen die omgeven zijn met verschillende typen groenstructuren, zie Figuur 1.5‑23. Houtwallen, lanen en bomenrijen kwamen veelvuldig voor. Door de ruilverkaveling en schaalvergroting zijn veel van deze structuren verloren gegaan. Om het beekdal als coulisselandschap vanuit de beemdenstructuren opnieuw te accentueren, worden op diverse locaties haaks op de beek houtwallen, bomenrijen en nieuwe lanen aangeplant, zie bijlage A4 recreatie, natuur en landschapskaart.
E5 Afrastering en poorten
In weitjes waar begrazing toegepast wordt en als begrenzing tussen het natuurnetwerk en de aanliggende agrarische percelen worden diverse rasters (palen met draad, circa 1m hoog) en poorten geplaatst. In het uitvoeringsontwerp wordt dit in overleg met de terreinbeheerders op de kaarten nog nader verfijnd en uitgewerkt.
F. Recreatie
In het plangebied bestaan verschillende recreatieve routes voor wandelen, fietsen en paardrijden. De fietsroutes lopen om het gebied heen en blijven ongewijzigd. Voor wandelen en ruiten worden bestaande routes of versterkt of gewijzigd naar aanleiding van de maatregelen. Welke wijzigingen en aanvullingen dat zijn wordt hieronder beschreven.
F1 Aanbrengen recreatiepaden
Wandelen
Het gebied van traject 2a is een uitloopgebied voor Casteren, Netersel, Hapert en Bladel en er wordt op diverse wijzen gerecreëerd. Vanuit de wens om ‘rondjes’ te kunnen blijven maken, maar toch de EVZ-zones vrij te houden, worden er knooppuntroutes gewijzigd en diverse struinpaden aangelegd. Ook worden er een nieuwe oversteekmogelijkheden gerealiseerd over het Wagenbroeksloopje en de Groote Beerze. De recreatieve routes worden weergegeven in bijlage A4.
Ruiteren en mennen
Naast wandelen wordt er in het gebied ook geruiterd. Vanuit de wens om offroad routes mogelijk te maken, wordt er een oversteek gerealiseerd over de Groote Beerze. Deze oversteek kan pas worden uitgevoerd wanneer de stuw wordt verwijderd bij uitvoering van het volgende traject 2b. Daarnaast kan er een ruiterpad worden gefaciliteerd bij het huidige bospad, zie Figuur 1.5‑24. Op deze manier kan een deel van de route over de weg Gagelvelden worden omgeleid.
G. Mitigerende maatregelen
Zoals toegelicht in paragraaf 'Effecten van het plan' is er een toenemende inundatie en grondwaterstijging op een aantal particuliere percelen, zie Figuur 1.5‑25. Met de verschillende perceeleigenaren zijn de effecten van het plan besproken en zijn afspraken gemaakt om:
-
Vrijwillig percelen aan te kopen of vrijwillig percelen te ruilen;
-
Effecten te mitigeren door technische maatregelen;
-
Grondeigenaren financieel te compenseren.
Deze paragraaf bevat mitigerende maatregelen die in afspraak met de perceeleigenaar kúnnen worden uitgevoerd om negatieve effecten ten gevolge van de maatregelen in het projectplan te voorkomen.
Percelen waarbij eventueel mitigerende technische maatregelen worden getroffen zijn onderstaand beschreven. Het gaat om de navolgende maatregelen waarover afspraken zijn gemaakt of gesprekken gaande zijn.
G1. Aanbrengen peilgestuurde drainage/aanpassen bestaande drainage
Perceel BDL01L929
Op perceel BDL01L929 vinden nagenoeg geen nadelige effecten plaats als gevolg van aanpassingen aan het beekprofiel van de Groote Beerze in de vorm van inundatie. Er is een lichte toename van de grondwaterstand berekend als gevolg van de maatregel de BZ30 geleidelijk te verondiepen. Dit is beide te zien op Figuur 1.5‑26. Op perceel BDL01L929 is drainage aanwezig. Als gevolg van de te realiseren ecologische verbindingszone (EVZ) zal de BZ30 worden verlegd. De BZ30 zal meer naar het midden van de EVZ worden verplaatst, om de watergang minder invloed te laten ondervinden van perceel BDL01L929. Daarnaast wordt de BZ30 geleidelijk verondiept om zodoende water langer vast te houden.
Door het uitvoeren van deze maatregelen kan de drainage niet meer afwateren en verliest het zijn functie. Hierdoor zal het natter worden op het betreffende perceel (zie onderstaande figuur). Om ervoor te zorgen dat de drainage ook na het verondiepen en verleggen van watergang BZ30 kan blijven functioneren, is in overleg met de betreffende perceeleigenaar gesproken over het aanleggen van een verzameldrain en verscheidene putten als één van de opties om de drainage zijn werkende functie te laten houden en daarmee de effecten te mitigeren. Hierbij wordt de aangepaste drainage peilgestuurd, hetgeen hydrologisch een verbetering betekent ten opzichte van de oorspronkelijke traditionele drainage.
Op het moment van vaststellen van het ontwerp Projectplan Waterwet zijn er nog gesprekken gaande met de perceeleigenaar om hierover nadere afspraken te maken, waarna een overeenkomst kan worden opgesteld.
G2. Ophogen en/of egaliseren percelen
Ophogen percelen BLD01H2910 en BLD01H2913
Percelen BLD01H2913 en BLD01H2910 zullen effecten ondervinden als gevolg van aanpassingen aan het beekprofiel van de Groote Beerze en het dempen van in de omgeving gelegen greppels. Een effect van de maatregelen is dat de grondwaterstand wordt verhoogd en de uitstraling daarvan reikt tot in percelen BLD01H2910 en BLD01H2913. Daarnaast neemt door aanpassingen in de beek het risico op inundatie nabij perceel BLD01H2913 toe. Zie hiervoor Figuur 1.5‑28.
Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat de percelen zijn op te delen in 3 zones die in meer of mindere mate nadelige effecten zullen ondervinden als gevolg van de voorgenomen maatregelen. Figuur 1.5‑27 geeft een beeld van zone 1, 2 en 3. Om de nadelige effecten te compenseren zijn voor zone 1 geen mitigerende maatregelen nodig. De stijging van de grondwaterstand is positief voor het landbouwkundig gebruik. In zone 2 kan door ophoging van 5 -20 cm de grondwaterstijging worden gemitigeerd. Voor zone 3 is een ophoging van 50 cm nodig om de grondwaterstand en tijdelijke inundatie te mitigeren.
Deze wijze van mitigeren van de effecten als gevolg van de maatregelen aan de Groote Beerze zijn met de grondeigenaar besproken en worden nog nader uitgewerkt in een overeenkomst.
Ophogen, egaliseren en draineren percelen BDL0H2892 en BDL0H2894
Er zijn twee effecten die optreden binnen de percelen BDL0H2892 en BDL0H2894 als gevolg van de aanpassingen aan de Groote Beerze: toenemende inundatie en verhoging van de grondwaterstand. Inundatie komt na beekherstel voor vanaf T1 (gemiddeld 1 keer per jaar) en wordt vooral veroorzaakt door het verkleinen van het profiel van de Groote Beerze (zie Figuur 1.5‑29). Ook de grondwaterstand zal toenemen als gevolg van het verkleinen van het beekprofiel van de Groote Beerze en dempen van greppels nabij de Groote Beerze. De toename van de GHG (gemiddelde hoogste grondwaterstand) is weergegeven in Figuur 1.5‑29.
Met name in het zogenaamde ‘beekdal’ veroorzaakt dit project veel vernatting. Dit is tevens het laagste gedeelte van het perceel. De Figuur 1.5‑30 laat het beekdal duidelijk zien. Buiten deze lage zone is er sprake van de ‘flank’ en ‘hoge delen’. Uit extern onderzoek is gebleken dat nadelige effecten door inundatie en grondwaterstandsverhoging kunnen worden gemitigeerd door het maaiveld van het beekdal en de flank op te hogen, te egaliseren en na onderzoek eventueel te draineren. Op de ‘hoge delen’ behoeven geen mitigerende maatregelen getroffen te worden.
Daarnaast zal de bodem van de sloot tussen beide percelen in geleidelijk met het ophogen van het perceel worden opgehoogd. De sloot blijft hierdoor afvoeren naar het perceel direct langs de Groote Beerze, waar het in de breedte kan uitstromen. Door de lage ligging van het perceel direct langs de Groote Beerze is hiervoor voldoende bergingscapaciteit.
Met de perceeleigenaar is in een ruilovereenkomst Z55126, afgesloten op 3 juni 2021, afgesproken dat ‘laagtes op de agrarische percelen worden opgehoogd om de agrarische geschiktheid te behouden en dat er wordt zorggedragen voor een deugdelijke afwatering richting de Groote Beerze’. Op het moment van vaststellen van het ontwerp Projectplan Waterwet zijn er nog gesprekken en onderhandelingen gaande om de lage delen van de percelen alsnog te ruilen voor een ander perceel, om zodoende minder mitigerende maatregelen te hoeven nemen.
Perceel BDL01H64 en BLD01H991
Er zijn twee nadelige effecten die optreden ter hoogte van de geplande uitbreiding van de camping Ganzenhof als gevolg van de aanpassingen aan de Groote Beerze: lichte toenemende inundatie en verhoging van de grondwaterstand. In een ruilovereenkomst Z64501 met de perceeleigenaar, tevens eigenaar van de camping Ganzenhof is het volgende afgesproken: ‘uitgangspunt bij het inrichtingsplan van het Waterschap is dat de huidige grondwatersituatie op het toekomstige kampeerterrein niet verslechterd (verhoogd wordt) ten opzichte van de huidige situatie. Indien de grondwaterstand wel verhoogd wordt, treden partijen met elkaar in overleg over de te nemen (mitigerende) maatregelen’.
Er is lichte inundatie en een verhoogd grondwaterpeil te verwachten op de locatie van het toekomstige kampeerterrein (zie Figuur 1.5‑31). Ophogen van beide percelen ter hoogte van het geplande kampeerterrein, oppervlakte 1,2 ha, zoals opgenomen in de ruilovereenkomst wordt in overleg met de eigenaar nader uitgewerkt. Het overige deel van de percelen BDL01H64 en BLD01H991 zijn begrensd als natuur binnen het Natuurnetwerk Brabant en worden ingericht als vochtig hooiland.
Ophogen en egaliseren perceel BDL01H16
Door de maatregelen in het beekdal zullen naar verwachting de grondwaterstanden licht stijgen en neemt het risico op overstroming vanuit de beek toe (zie Figuur 1.5‑32). In de winter beperkt de stijging van de grondwaterstand zich tot een smalle strook aan de noordzijde van het perceel. De stijging zal maximaal ca. 10 cm zijn. In het voorjaar wordt een groter deel van het perceel beïnvloed door een hogere grondwaterstand.
Uit extern onderzoek blijkt dat de nadelige effecten van de stijgende grondwaterstand gemitigeerd kunnen worden door het noordelijke deel van het perceel lokaal op te hogen. Daarnaast zal voor het mitigeren van inundatie vanuit de beek de laagtes worden aangevuld en geëgaliseerd, aflopend naar de beek.
Op het moment van vaststellen van het ontwerp Projectplan Waterwet zijn er nog gesprekken gaande met de eigenaar van het perceel. De eigenaar heeft aangegeven de voorkeur te geven aan ruiling van zijn perceel aan de Groote Beerze tegen bij voorkeur een perceel aansluitend aan zijn huiskavel. Ook is gesproken met de grondeigenaar om zijn perceel te begrenzen als Natuurnetwerk Brabant (NNB). Zowel ruilen als het perceel begrenzen als NNB zijn in lijn met het beleid omtrent de Watertransitie, zoals opgenomen in het Waterbeheerprogramma 2022-2027.
G3. Detailontwatering aanpassen aan nieuwe situatie
Vanaf de percelen BDL01H2894, BDL01H289 en BDL01H2913 lopen B-watergangen die haaks op de beek water afvoeren. De waterafvoerende functie van deze percelen moet in stand worden gehouden. Hiervoor is een aanpassing van de detailontwatering noodzakelijk.
Overige ontwikkelingen
De eigenaren van de Ganzenhof hebben de wens om hun recreatieve camping uit te breiden. Hiervoor is een wijziging van het bestemmingsplan nodig. Voor deze wijziging dient een deel van het perceel met een oppervlakte van ca. 1,2 hectare te worden omgevormd naar de bestemming recreatie. De exacte grenzen van de bestemmingsplan wijziging moeten nog bepaald worden. De oppervlakte blijft echter gelijk. Gekoppeld hieraan is de ontwikkeling van natuur in het omliggende gebied. Het gebied rondom de Ganzenhof wordt omgevormd naar natuur, zie figuur 1.5-22.
De volgende maatregelen worden uitgevoerd:
-
Het verleggen en verondiepen van watergang BZ21, zie maatregel B2;
-
Aanplanten van struweel en bos, zie maatregel E4;
-
Graven van poelen, zie maatregel D3;
-
Omvormen van landbouw naar kruiden- en faunarijk grasland en vochtig hooiland, zie maatregel E1.
Al deze maatregelen dragen bij aan de doelstellingen van dit plan de uitbreiding en realisatie het Natuurnetwerk Brabant, voorwaarden voor natte natuur in de natuurparel en ruimte voor water in het beekdal in het kader van de watertransitie.
Op het moment van vaststellen van dit ontwerp Projectplan Waterwet is de bestemmingsplanprocedure voor de uitbreiding van de camping nog niet afgerond. De gesprekken en procedures hieromtrent worden parallel aan het vaststellingsproces van dit ontwerp Projectplan Waterwet voortgezet. Het kan zijn dat een gedeelte van de maatregelen zoals in de voorgaande paragrafen beschreven naar aanleiding van dit proces aanpassing behoeft.