Positieve effecten

Een pakket aan maatregelen die onderdeel uitmaken van een beekdalbrede aanpak gaan op termijn zorgen voor een verbetering van de ecologische en landschappelijke waarde in het gebied. Tevens verbetert de waterhuishouding, zowel door het verhogen van de drainagebasis en het verlagen van de piekafvoeren alsook door een toename van de waterkwaliteit. Alles overzien wordt er positief bijgedragen aan een klimaatrobuust beekdal dat past binnen het actieplan Leven de Dommel. Op basis van hydrologische berekeningen en expert-judgement zijn de positieve effecten alsvolgt beschouwd. De technische achtergrond van de hydrologische studie is opgenomen in de bijlagen.

(grond)Waterstand
  • De nieuwe loop en het aangepast beekprofiel in combinatie met het verwijderen van de stuwen zorgt ervoor dat de waterstand in het grootste deel van het gebied stijgt. Hierdoor stijgt ook het drainageniveau waardoor de kweldruk zich herstelt. Dit hydrologisch herstel draagt positief bij aan het realiseren van de N2000 instandhoudingsdoelstellingen en het realiseren van de Natte Natuurparel en het Natuurnetwerk Brabant.

  • Wat ook bijdraagt aan het verhogen van het drainageniveau en herstel van de kweldruk is het dempen, verondiepen en laten verlanden van watergangen en greppels. Doordat de directe afvoer richting de beek afneemt, zal er minder drainage van grondwater plaatsvinden. Grote schommelingen in de grondwaterstand nemen hierdoor af. Zo zal er in drogere tijden langer kwel uittreden, waardoor de kans op verdroging kleiner is.

  • Ter plaatse van de Blauwgraslanden vindt er een verbetering van de doorstroming plaats dat ervoor zorgt dat het oppervlaktewaterpeil bij extreemafvoeren in lichte mate daalt (onder andere veroorzaakt door het verwijderen van kades). Dit zorgt ervoor dat een natuurlijke afwatering van de graslanden een stap dichterbij is. De gemiddelde grondwaterstand ter plaatse van deze graslanden blijft gelijk.

  • Onderstaand wordt ingegaan op de doelrealisatie van de N2000 instandhoudingsdoelstellingen H6410 Blauwgraslanden en H91EOC Beekbegeleidende bossen. In de berekeningen die de doelrealisatie bepalen wordt standaard gerekend aan de GVG (gemiddelde voorjaars grondwaterstand) en de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand). Blauwgraslanden worden binnen deze berekeningen standaard niet getoetst aan de GLG.

Doelrealisatie Blauwgraslanden

    • Ter plekke van blauwgrasland blijft de gemiddelde grondwaterstand ongeveer gelijk aan de huidige situatie. Het dempen van de huidige BZ42 en omliggende greppels zorgt voor een minimale stijging, het zal vooral bijdragen aan het vasthouden van een constanter grondwaterpeil. Zoals op onderstaande figuur weergegeven neemt de doelrealisatie van de Blauwgraslanden toe. In westen blijft een hoek met lage doelrealisatie.

Doelrealisatie Beekbegeleidende bossen (opgeknipt in drie gebieden)

  •  In het meest noordelijk gelegen gebied vindt een kleine verbetering plaats in zowel GVG- maar met name in de GLG-situatie. Deze verbetering is een gevolg van het dempen en verondiepen van greppels in het aangrenzende gebied. Hermeandering van de Groote Beerze is op deze locatie niet aan de orde.

    • De onderstaande percelen, gelegen aan de westzijde van de beek laten nauwelijks een verandering zien in zowel grondwaterstand als doelrealisatie. Vooral de doelrealisatie in GLG-situatie blijft slecht. Drainerende watergangen zijn niet aanwezig in het perceel, optimalisatie door het dempen of verondiepen is dan ook niet mogelijk.

  • Voor de meest zuidelijk gelegen percelen zorgt de nieuwe ligging en het nieuwe peil van de Groote Beerze in combinatie met het dempen en verondiepen van greppels voor een stijging in de grondwaterstand. Dit pakt positief uit voor de doelrealisatie die met name in het zuidelijk deel toeneemt. Zowel in de GVG- als de GLG-situatie. Het percelen gelegen in het midden blijven achter daar de huidige situatie vooral in de, GLG-situatie, nauwelijks veranderd.

Een kaart die de doelrealisatie weergeeft (tabblad 5) ziet u hier.
Piekafvoeren en stroomsnelheid
  • Door de aanleg van de nieuwe meanderende beek met een kleiner profiel zal het beekdal eerder inunderen. Doordat het beekdal gaat inunderen wordt er langer water vastgehouden in het gebied. De directe afvoer van water zoals nu het geval is, neemt af. Hierdoor worden piekafvoeren in de beek afgevlakt waardoor benedenstrooms van het gebied minder zal inunderen. Het afvlakken van piekafvoeren wordt versterkt door het dempen, verondiepen en laten verlanden van zijwatergangen. Hiermee neemt de directe afvoer via de Groote Beerze af.

  • Inundatie in het beekdal vindt plaats op gronden van het Waterschap en haar partners, met uitzondering van enkele particuliere percelen (zie effecten op de omgeving).

  • Door de aanleg van de nieuwe loop in combinatie met het verwijderen van stuwen en vistrappen wordt de gewenste stroomsnelheid in het kader van de KRW en N2000 realiteit. In de zomersituatie is dit ca. 15 – 20 cm/s. In de wintersituatie ca. 25-30 cm/s. Door het verwijderen van de stuwen wordt het verloop van de stroomsnelheid gelijkmatiger verdeeld.

  • Het verwijderen van stuwen zorgt voor het opheffen van vismigratieknelpunten, eveneens positief voor het behalen van de doelen uit de KRW en N2000.

Waterkwaliteit
  • Het aanplanten van struweel langs de beek zorgt voor de gewenste beschaduwing die het opwarmen van het beekwater moet voorkomen. Ongewenste plantengroei neemt af en de waterkwaliteit zal toenemen. De waterkwaliteit neemt eveneens toe daar directe afwatering op de beek wordt verminderd. Tevens zijn gronden direct langs de beek grotendeels verworven waardoor intensieve bemesting of het toepassen van bestrijdingsmiddelen zal afnemen.

  • Een verminderde slibvorming gaat eveneens bijdragen aan een betere waterkwaliteit. Door toename van de stroomsnelheid en het verwijderen van stuwen zal er minder slibvorming plaatsvinden. Minder plantengroei (door beschaduwing) en minder aanvoer van water uit agrarische percelen gaat eveneens bijdragen aan mindere slibvorming.

Omgeving, landschap en recreatie
  • De aanleg van een meanderende beek geeft het beekdal in beginsel zijn natuurlijk karakter terug.

  • Bij een integraal project als dit is een landschappelijke inpassing van groot belang. Het aanplanten van struweel en bomen haaks op de beek zorgt voor het herstel van het voormalig coulisselandschap. Soorten die worden aangeplant worden in overleg met de terreinbeheerder bepaald, passend bij het beekdal en de omgeving.

  • Recreatiepaden in het gebied zijn opnieuw beschouwd en afgestemd op de natuurwaarden en recreatiebehoefte. Zo is ervoor gekozen een zonering aan te brengen zodat zowel de natuur als de recreant optimaal kunnen profiteren van het gebied. Door nieuwe paden aan te sluiten op reeds bestaande routes wordt met dit project bijgedragen aan een toekomstbestendig routenetwerk. In overleg met de streek zijn twee locaties voor nieuwe oversteken bepaald. Dit maakt de beek en haar beekdal beleefbaar en zorgt voor betrokkenheid uit de streek.

  • Het verwijderen van een onnatuurlijke hoogte nabij de BZ40 en de aanleg van een vlonderpad draagt bij aan een natuurlijk beekdal dat beleefbaar is voor de omgeving.

Een kaart met het verschil in inundatie (tabblad 1) en verandering van de grondwaterstand (tabblad 2, 3 en 4) ziet u hier.