Flora en Fauna

De bescherming van de natuur is in Nederland onderverdeeld in gebiedsbescherming en soortbescherming. Soort- en gebiedsbescherming worden geborgd via de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming verdeelt beschermde soorten in twee groepen:

  1. Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;

  2. Andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.

De uitvoering van de maatregelen zorgt voor verstoring van flora en fauna in het gebied. Om deze verstoring zoveel mogelijk te beperken zijn in de Quickscan Flora en Fauna (zie bijlage 07) randvoorwaarden en adviezen voor de uitvoering opgenomen.

Effecten beoordeling gebiedsbescherming

In hoofdstuk 4 in bijlage 07 is voor wat betreft de Wet natuurbescherming, onderdeel Gebiedsbescherming, onderbouwd dat zowel het beekherstel als de uitbreiding van de camping niet leiden tot negatieve effecten op voor enig Natura 2000-gebied geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen. Wel dienen mede in het licht van artikel 3.5 van de Wnb aanvullende maatregelen ten aanzien van Drijvende waterweegbree getroffen te worden.

Effecten beoordeling soortenbescherming

In hoofdstuk 5 uit bijlage 07 is voor wat betreft de Wet natuurbescherming, onderdeel Soortenbescherming, onderbouwd dat het in het kader van beekherstel noodzakelijk is om ten aanzien van vleermuizen, kleine marterachtigen, boommarter, eekhoorn, hazelworm, levendbarende hagedis vermiljoenkever, jaarrond beschermde nesten kleine ijsvogelvlinder, grote weerschijnvlinder en de bosbeekjuffer aanvullend veldwerk uit te voeren (vleermuizen, jaarrond beschermde nesten) dan wel aanvullende maatregelen te treffen (kleine marterachtigen, bosbeekjuffer). Wat betreft veldwerk gaat het vooreerst om een visuele inspectie van de te kappen bomen. Blijken deze potentieel geschikt voor vleermuizen; vermiljoenkever; kleine ijsvogelvlinder; grote weerschijnvlinder of boommarter of bevatten deze jaarrond beschermde nesten, is het raadzaam om deze bomen in het ontwerp te behouden. Blijkt dat onmogelijk, is ten aanzien van vleermuizen onderzoek conform het vleermuisprotocol aan de orde en -afhankelijk van de uitkomsten- mogelijk ook compenserende maatregelen. In geval van jaarrond beschermde nesten zijn compenserende maatregelen aan de orde, blijken ze toch te moeten verdwijnen. Voor vermiljoenkever is het voldoende om de eventueel te kappen boom in het gebied te laten. Voor andere soortgroepen is het vooral van belang dat de meest kwetsbare periodes worden ontzien en op de soorten aangepaste werkwijzen worden gehanteerd, analoog aan andere beekherstelprojecten langs zowel de Kleine als de Groote Beerze.

Ten aanzien van de uitvoering van maatregelen nabij de camping, geldt dat rekening gehouden moet worden met het voorkomen van vogels met een (potentieel) jaarrond beschermd nest, te weten steenuil, kerkuil en torenvalk. Gelijktijdige dan wel voortijdige landschappelijke inrichting van de directe omgeving is hierbij een belangrijke voorwaarde, omdat dit met name de steenuil beter in staat stelt om voedsel te zoeken net buiten de camping. Voor zowel de steenuil als de torenvalk is het niet de verwachting dat de uitbreiding van de camping leidt tot negatieve effecten op de -lokale- staat van instandhouding. Het verplaatsen van de kasten is daarom niet noodzakelijk, omdat niet wordt verwacht dat de realisatie/uitbreiding van de camping dermate negatief van invloed is dat deze kasten niet langer gebruikt zouden worden als nestlocatie van beide soorten. Daarnaast zal de inrichting van het agrarische landschap naar natuur positief van invloed zijn op de instandhouding van de territoria van de soorten. Op de aangrenzende graslanden ten noorden van de uitbreidingslocatie van de camping zullen, in samenwerking met de eigenaar van de camping en de uilenwerkgroep, aanvullend 2 nestkasten voor de steenuil en 2 nestkasten voor de torenvalk opgehangen worden. Mits rekening gehouden wordt met het broedseizoen van deze soorten, is het uitgesloten dat sprake is van overtreding van verbodsbepalingen zoals geformuleerd onder de Wet natuurbescherming. Het uitvoeren van een nader onderzoek naar het voorkomen van steenuil en/of torenvalk, en het aanvragen van een ontheffing voor overtreding van verbodsbepalingen is voor het projectvoornemen niet aan de orde.

Opstellen van een ecologisch werkprotocol en afstemming van de planning hierop is in elk geval noodzakelijk om overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van steenuil, kerkuil en torenvalk zoveel als mogelijk te voorkomen. Verder dient de zorgplicht uitgewerkt te worden met het oog op (mogelijke) aanwezigheid van konijnen in terreindelen die nog als grasland (niet zijnde gazon) in gebruik zijn.

Zorgplicht (Wet natuurbescherming)

Voor alle planten en dieren (dus ook voor soorten, die niet zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming) geldt verder een algemene zorgplicht conform artikel 1.11. Deze plicht houdt in dat eenieder “voldoende zorg” in acht moet nemen voor alle in het wild levende planten en dieren en hun leefomgeving. Veelal komt de zorgplicht erop neer dat tijdens werkzaamheden negatieve effecten op planten en dieren zoveel mogelijk moet worden voorkomen en dat bij de inrichting aandacht moet worden besteed aan de realisatie van geschikt habitat voor plant en dier. Om aan deze zorgplicht te voldoen zal de uitvoering door een ecologisch deskundige worden begeleid. Deze persoon is onafhankelijk en heeft de bevoegdheid het werk tijdelijk stil te leggen als hier om ecologische rede aanleiding toe is. Tevens zal het uitvoerend personeel worden geïnstrueerd hoe om te gaan met deze zorgplicht.