Omgevingswet
De Omgevingswet gaat over de ruimte waarin mensen wonen, werken en ontspannen. De Omgevingswet is een Nederlandse wet die een verregaande vereenvoudiging van het stelsel van wetgeving voor de ontwikkeling en het beheer van de leefomgeving (omgevingsrecht) beoogt, door tientallen wetten en honderden regels te bundelen in één nieuwe wet. De wet betekent een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels op het terrein van water, lucht, bodem, natuur, infrastructuur, gebouwen en cultureel erfgoed. De wet is op 1 januari 2024 in werking getreden.
Omgevingsverordening
De omgevingsverordening is digitaal te raadplegen en heeft de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen inmiddels vervangen. De provincie heeft een omgevingsverordening vastgesteld waarin de regels uit de verschillende verordeningen zijn samengevoegd.
De volgende zoneringen zijn op het project ‘Herinrichting beekdal Groote Beerze traject 2a Molenweg – De Hoeve’ van toepassing.
-
Rechtstreeks werkende regels: Milieubeschermingsgebieden, natuur, water en wegen
-
-
Natura 2000 gebied
-
-
Instructieregels gemeenten: aardkundige, cultuurhistorische en groenblauwe waarden
-
-
Aardkundige waarden
-
Cultuurhistorische waarden
-
Groenblauwe waarden
-
-
Instructieregels gemeenten: natuur en stiltegebieden
-
-
Natura 2000-gebied
-
Natuurnetwerk Brabant
-
NNB ecologische verbindingszones
-
Attentiezone waterhuishouding
-
Behoud en herstel van watersystemen
-
-
Instructieregels gemeenten: grondwaterbescherming, waterveiligheid en – berging
-
-
Regionale waterberging
-
Reservering waterberging
-
-
Basiskaart Stedelijk gebied, Landelijk gebied, Natuur Netwerk Brabant
-
-
Landelijk gebied
-
Natuurnetwerk Brabant
-
-
Instructieregels gemeenten: specifieke ontwikkelingen en maatwerk in Landelijk Gebied
-
-
Stalderingsgebied
-
Beperkingen veehouderij
-
-
Instructieregels waterschappen: watersystemen, -veiligheid en berging
-
-
Normvrij gebied
-
Norm wateroverlast buiten stedelijk gebied
-
Navolgend zijn enkele zoneringen nader beschreven en figuur 2-1 t/m 2-4 tonen enkele figuren uit de omgevingsverordening.
Groenblauwe waarden:
De provincie streeft naar samenhangende aanpak van natuur, landschap en water die de omgevingskwaliteit en recreatiemogelijkheden versterkt en waardoor de gevolgen van klimaatveranderingen voor de natuur en het watersysteem beter kunnen worden opgevangen. Om de robuustheid van het systeem te bevorderen, zijn er gebieden opgenomen als verbinding tussen het Natuur Netwerk Brabant en het Landelijk gebied; de Groenblauwe waarden. De locatie Groenblauwe waarden ligt binnen Landelijk gebied op gebieden met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
Binnen Groenblauwe waarden (zie Figuur 2.2‑1) is het beleid gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van een klimaatbestendig en veerkrachtig watersysteem en de ontwikkeling van groenblauwe waarden, natuur en landschap.
Waterbergingsgebied:
In de Omgevingsverordening staan twee soorten gebieden genoemd voor de overstroming van de beekdalen:
-
Regionale waterberging;
-
Reservering waterberging.
Het doel van de waterbergingsgebieden (zie Figuur 2.2‑2) is het beekdal voor de toekomst te beschermen als gebied voor waterberging en daarmee schade te voorkomen aan bijvoorbeeld huizen of bedrijven. In de omgevingsplannen (gemeentelijke bestemmingsplannen) staan regels waaraan de eigenaren en gebruikers zich moeten houden. Voor de regionale waterbergingen gelden regels voor bouwwerken en het ophogen van stukken grond.
De regionale waterbergingsgebieden zijn gebieden die ook vroeger al regelmatig onder water stonden. Dit noemen we natuurlijke overstroming in weersituaties die gemiddeld tot eens per 10 jaar voorkomen. Er bestaan ook reserveringsgebieden. Een overstroming komt hier tot gemiddeld eens per 100 jaar voor (klimaatscenario in 2050). Deze gebieden overstromen dus minder vaak. Toch willen we genoeg ruimte overhouden. Want we willen in de toekomst evenveel water kunnen parkeren in het beekdal als nu. En we willen voorkomen dat het waterschade veroorzaakt aan gebouwen of bedrijven.
Landelijk gebied: Binnen het gemengd landelijk gebied (zie Figuur 2.2‑3) is multifunctioneel gebruik uitgangspunt. Een uitzondering op dit multifunctioneel gebruik zijn de primair agrarische gebieden, welke zijn aangeduid door de gemeente. Binnen die gebieden worden (stedelijke) functies die de ruimte voor agrarische ontwikkeling beperken of functies die strijdig zijn met de landbouwfunctie geweerd. Buiten de primair agrarische gebieden ontwikkelen functies zich in evenwicht met elkaar en de omgeving. In de kernrandzones is een toenemende menging van wonen, voorzieningen en kleinschalige bedrijvigheid mogelijk. Rondom natuurgebieden vinden ontwikkelingen plaats op vrijkomende locaties die passen in een groene omgeving. Bestaande ontwikkelingsmogelijkheden van in het gebied voorkomende functies worden gerespecteerd. Ontwikkelingen houden rekening met hun omgeving en dragen bij aan een versterking van de gebiedskwaliteiten. Dit geldt in het bijzonder voor ontwikkelingen binnen een nationaal, provinciaal of cultuurhistorisch waardevol landschap.
Aardkundig waardevol gebied: Deze zonering is mede gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken zoals beschreven in de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart Noord-Brabant. Figuur 2.2‑4 toont dat het projectgebied voor slechts een klein deel binnen de gebiedsaanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’ gelegen is.
Conclusie: Het Projectplan ‘Herinrichting beekdal Groote Beerze traject Molenweg – De Hoeve’ sluit aan op de uitgangspunten van de omgevingsverordening en valt voor een klein binnen de gebiedsaanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’. Dit betreft het meest noordelijke deel van het plangebied, namelijk het deel tussen stuw BZ1-st18 en De Hoeve. De aardkundige waarden in het gebied zijn geïnventariseerd en in beeld gebracht door RAAP, zie bijlage 13. De adviezen die hieruit volgen zijn hieronder in dit projectplan opgenomen.
![]() | ![]() |
Figuur 2.2‑1 Groenblauwe waarden | Figuur 2.2‑2 Regionale waterberging (donkerblauw) en reservering waterberging (lichtblauw) |
![]() | ![]() |
Figuur 2.2‑3 Landelijk gebied (geel) | Figuur 2.2‑4 Aardkundig waardevol gebied (groen) |
Verder beschrijft Artikel 3.67 lid 2 van de Omgevingsverordening dat voor ontgrondingen die vanwege een natuurontwikkelingsproject (waaronder ecologische verbindingszones, beek- en kreekherstelprojecten en overige natuurontwikkelingsprojecten) worden uitgevoerd een vrijstelling van toepassing is op het aanvragen van een ontgrondingsvergunning. Dit met de voorwaarden dat de ontgronding past binnen de ter plaatse geldende gebiedsanalyse PAS of binnen het vigerende natuurbeheerplan en het project is afgewogen via een plan dat is voorbereid met afdeling 3.4 Awb.
Aan deze voorwaarden wordt voldaan, omdat:
-
De Projectplan Waterwet-procedure een procedure is zoals bedoeld in afdeling 3.4 Awb.
-
De ontgrondingen voor het watersysteem nodig zijn om het beekherstel, dat in het kader van de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 uitgevoerd wordt, te kunnen realiseren.
-
De ontgrondingen voor de poelen zorgen voor uitbreiding van habitats voor diverse flora en faunasoorten waarmee een bijdrage geleverd wordt aan het vergroten van de biodiversiteit in het gebied.
-
De maaiveldverlagingen nodig zijn om de juiste bodemchemische- en hydrologische condities te realiseren om de natuurtypen zoals opgenomen in het natuurbeheerplan van de provincie te kunnen ontwikkelen.
Daarnaast vindt er grondwerk plaats voor een retentievoorziening (klimaatbuffer). Deze maakt onderdeel uit van een infrastructureel werk en is derhalve vrijgesteld van vergunnings- en meldingsplicht.