Effecten in het gebied

Zorgplicht Flora en Fauna

De bescherming van de natuur is in Nederland onderverdeeld in gebiedsbescherming en soortbescherming. Soort- en gebiedsbescherming worden geborgd via de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming verdeelt beschermde soorten in twee groepen:

  1. Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;

  2. Andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.

De uitvoering van de maatregelen zorgt voor verstoring van flora en fauna in het gebied. Om deze verstoring zoveel mogelijk te beperken zijn in de Quickscan (Possen, 2019) randvoorwaarden en adviezen voor de uitvoering opgenomen.

Effecten beoordeling gebiedsbescherming

Voorgaande heeft laten zien dat het voornemen niet leidt tot negatieve effecten op voor enig Natura 2000-gebied geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen. Niettegenstaande deze conclusie, is het goed om in de uitvoering, blijkt de Drijvende waterweegbree nog aanwezig, aanvullende maatregelen te treffen ten aanzien van deze soort. Dit om de soort zo goed mogelijk op weg te helpen.

Effecten beoordeling soortenbescherming

Samenvattend op basis van de Quickscan (Possen, 2020) geldt dat een ontheffing op het gebied van bescherming van soorten niet aan de orde is, waarbij voor enkele soortgroepen maatregelen in acht genomen moeten worden tijdens de uitvoering en ten aanzien van vleermuizen en jaarrond beschermde nesten aanvullend veldwerk aan de orde is.

Tabel 6 Resumé effectbeoordeling. (Possen, 2020)

Soortgroep

Hier relevante soort(groepen)

Functie leefgebied

Overtreding verbodsbepaling

Vaatplanten

Drijvende waterweegbree

Kernleefgebied

Mogelijk artikel 3.5, maatregelen noodzakelijk

(zie hoofdstuk 4)

Zoogdieren

Kleine marterachtigen,

(Mogelijk) geschikt als leefgebied

Niet uitgesloten (vleermuizen). Vervolgonderzoek noodzakelijk.

vleermuizen

Nee, met maatregelen (kleine marterachtigen)

Amfibieën en reptielen

Algemeen voorkomende soorten

Leefgebied

Nee, met maatregelen vanwege zorgplicht

Broedvogels

Jaarrond beschermde nesten

Broedterritorium

Niet uitgesloten. Vervolgonderzoek noodzakelijk.

Ongewervelden

Bosbeekjuffer

Kernleefgebied

Nee, met maatregelen

Niettemin is het verplicht om -ondanks eerder genoemde vrijheden- ook vanuit soortenbescherming voldoende rekening te houden met de soort. Bijvoorbeeld door maatregelen te treffen die terugkeer van de soort in het plangebied vergemakkelijken. Zo blijkt dat augustus de optimale periode is om de werkzaamheden te beginnen en vanaf dat moment zo continue mogelijk door te zetten. Op dat moment is de kans op verstoring van broedende vogels significant afgenomen, terwijl ongewervelden en amfibieën en reptielen nog actief zijn en dus kans hebben om de werkzaamheden te ontwijken. Tegelijkertijd blijft zo voldoende werktijd over vóór het “hoogwaterseizoen”. Het is van belang dat de in de Quickscan (Possen, 2020) omschreven, soort-specifieke maatregelen, integraal onderdeel worden van de uitvoering in het veld (bijvoorbeeld wegvangen van macrofauna, in één richting werken en dergelijke).

Uiteraard dient een en ander te worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol en wordt de uitvoering in het veld overzien door een ter zake kundig ecoloog. Anders gezegd: er wordt gewerkt onder ecologische begeleiding. Overigens is dit de manier waarop Waterschap De Dommel standaard werkt in geval van beekherstelprojecten.

Zorgplicht (Wet natuurbescherming)

De zorgplicht die onderdeel is van de Wet natuurbescherming vraagt nadrukkelijk om óók rekening te houden met soorten die geen juridische bescherming genieten of ten aanzien waarvan een vrijstelling geldt. Uit de Quickscan (Possen, 2020) blijkt dat de reeds geformuleerde maatregelen voldoende zijn om invulling te geven aan de zorgplicht. Aanvullende maatregelen zijn niet nodig.

Hergebruik grond

De grond die vrijkomt tijdens de uitvoering van de voorgestelde maatregelen wordt waar mogelijk hergebruikt binnen het gebied. Ook wordt de mogelijkheid bekeken om grond die vrijkomt in het naastgelegen gebied “De Utrecht” toe te passen mits de kwaliteitscriteria dit toelaten. Zowel bij het hergebruik als bij de aan- en afvoer van grond van buitenaf en afvoer vanuit het projectgebied ziet het waterschap erop toe dat de aannemer zich houdt aan de geldende wet- en regelgeving.

Archeologie

Om te weten welke archeologische waarden in het gebied aanwezig zijn of kunnen zijn, is door Bureau RAAP een bureauonderzoek uitgevoerd en een archeologische verwachtings- en advieskaart opgesteld.

In het archeologisch vooronderzoek zijn verwachtingszones voor nog onbekende vindplaatsen opgesteld. Deze verwachtingszones zijn gebaseerd op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Oirschot. Voor het plangebied zijn deze gegevens verder verfijnd en aangevuld.

Het grootste deel van het gebied ligt in een onbekende verwachting ‘natte archeologie’ en in mindere mate in een verhoogde verwachting voor (historische) beekovergangen en rituele deposities. Voor uitvoering van de maatregelen betekent dit dat er intensieve archeologische begeleiding nodig is. Op de locaties maatregelen de hoge verwachting doorkruist dient aanvullend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Voor de uitvoering van de maatregelen wordt een Programma van Eisen opgesteld t.b.v. begeleiding van de werkzaamheden.

Kabels en leidingen

De geplande grondwerkzaamheden vinden overwegend plaats buiten de nabijheid van de kabels en leidingen, zie bijlage A3. Op een viertal locaties moet rekening gehouden worden met kabels en leidingen.

De eerste locatie kruist een waterleiding in de buurt van een te verwijderen dam, zie Figuur 34.

Figuur 34 Kruisingen Groote Beerze met waterleiding

De tweede locatie is ter plaatse van een beregeningsleiding van de aangrenzende agrariër. Deze leiding wordt aangepast zoals weergegeven in Figuur 35.

Figuur 35 Kruisingen huidige waterleiding met tracé Groote Beerze

De derde locatie is ten noorden van de Schepersweg. Door de aanleg van de nieuwe meander, wordt een datakabel, laagspanningskabel en waterleiding op diversie locaties gekruist en dienen alle drie aangepast te worden, zie Figuur 36.

Figuur 36 Kruising van nieuw tracé Groote Beerze met kabels en leidingen ter hoogte van de Schepersweg

Locatie vier betreft een data- en laagspanningskabel die richting de stuw loopt, parallel aan de huidige loop van de Groote Beerze, zie Figuur 37. In de nieuwe situatie zullen de nieuwe meanders, de kabels en leidingen elkaar kruisen en dienen te worden aangepast.

Figuur 37 Kabels en leidingen langs huidige ligging Groote Beerze en kruisen de nieuwe meanders

Explosievenonderzoek

Het zuidelijk deel van het projectgebied is aangemerkt als “verdacht gebied geschutmunitie” in het Explosieven onderzoek (bijlage A9). Rondom de brug t.h.v. de Broekeindsedijk zijn diverse meldingen bekend die kunnen duiden op de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven.